Reactie voorstel asfaltcollectoren Westelijke Ontsluiting

Amersfoort, 1 maart 2020

Betreft: Reactie voorstel asfaltcollectoren Westelijke Ontsluiting

Geachte raadsleden,

Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van het voorstel voor de asfaltcollectoren bij de Westelijke Ontsluiting. Graag brengen wij de volgende punten bij u onder de aandacht.

  1. De kosten van het systeem zijn in een jaar flink toegenomen terwijl de CO2-winst juist flink is afgenomen
  2. De hoogte van de gemeentelijke bijdrage voor de onrendabele top is sterk afhankelijk van de gerealiseerde opbrengsten van het systeem.
  3. Een benchmark van de geplande opbrengst ten opzichte van andere projecten met asfaltcollectoren doet twijfelen aan de geplande opbrengst.
  4. Is de oppervlakte waar men het systeem verwacht te gebruiken nog steeds 61.000 m2?
  5. Rode fietspaden hebben een lagere opbrengst
  6. Deze locatie lijkt erg ongeschikt wat betreft de zoninstraling. Hierdoor wordt de opbrengst verder beperkt
  7. De koeling en verwarming van de weg zelf verlaagt de opbrengst met 20%
  8. Er gaat energie verloren door de afstand tot de afnemers
  9. Het equivalent aantal huishoudens is tenminste 15% lager dan wat het College voorspiegelt
  10. Als bovenstaande effecten tegelijk optreden, valt de business case in elkaar en vallen de veronderstelde milieuvoordelen tegen
  11. Er is onduidelijkheid over de consequenties voor Schothorst Zuid, de medefinanciering van de provincie en de mogelijke verwevenheid van dit budget met dat van de Westelijke Ontsluiting

  1. De kosten van het systeem zijn in een jaar flink toegenomen terwijl de CO2-winst juist flink is afgenomen

Vorig jaar was nog sprake van een investering van 12 miljoen die volledig rendabel was. Er was slechts een bijdrage van 1 miljoen nodig ter dekking van de projectkosten en een voorfinanciering van de benodigde 12 miljoen. Het systeem van asfaltcollectoren zou 4.600 ton CO2 ton besparen, ofwel de warmtebehoefte van 2650 woningen.

Een jaar later is de investering toegenomen naar 14 miljoen, waarvan slechts 11.4 miljoen rendabel. Er is dus een onrendabele top van 2.6 miljoen. Daarnaast staan de projectkosten niet genoemd in de opsomming van zaken die onder de investeringskosten, dus deze komen er ook nog bij. De CO2 besparing is met 3.500 ton bijna een kwart lager.

Kortom, in een jaar zijn de kosten flink omhoog gegaan en de kosten omlaag. De publiek benodigde bijdrage is bijna verviervoudigd van 1 naar 3.6 miljoen en de CO2 besparing is juist fors lager geworden.

Daarnaast is er voldoende reden om te twijfelen of de opbrengsten in het project nu wel haalbaar zijn. Zie daarvoor de volgende punten.

  1. De hoogte van de gemeentelijke bijdrage voor de onrendabele top is sterk afhankelijk van de gerealiseerde opbrengsten van het systeem.

Als de geprognosticeerde opbrengst afneemt, neemt daarmee het rendabele deel van de kosten af en daarmee de onrendabele top toe. Omdat het college verwacht, dat een groot deel van de kosten uit de opbrengsten gedekt kunnen worden, is de hoogte van de onrendabele top erg gevoelig voor tegenvallende opbrengsten. Zie het gesimplificeerde voorbeeld hieronder om dit effect toe te lichten.

Het college rekent met een onrendabele top van 2.6 miljoen op een totale investering van 14 miljoen. De onrendabele top is daarmee 18.5%. Als echter de warmteopbrengst 23% lager is (zie ook opmerking 2), verdubbelt de onrendabele top naar 5.2 miljoen euro.

Natuurlijk kan het dat toekomstige afnemers van warmte niet alleen per afgenomen GJ warmte betalen, maar ook een vastrecht voor hun aansluiting. Dan zou het effect van een lagere opbrengst minder sterk doorwerken. Echter, een hoog vastrecht heeft tot gevolg dat investeringen in energiezuinigheid bij een afnemer minder renderen. Daarnaast zal een afnemer bij een hoog vastrecht garanties willen wat betreft de hoeveelheid warmte die men af kan nemen. Bij een te lage opbrengst zullen potentiele afnemers daarom afhaken, waardoor het hierboven gevisualiseerde effect nog steeds plaatsvindt.

  1. Een benchmark van de geplande opbrengst ten opzichte van andere projecten met asfaltcollectoren doet twijfelen aan de geplande opbrengst.

Wij kunnen niet precies de geplande opbrengst per m2 zien, maar vorig jaar is wel de presentatie van de Quick scan openbaar gemaakt (https://amersfoort.notubiz.nl/document/7473212/1).  Hier werd op slide 14 gerekend met een opbrengst van 1.3 GJ/m2. In het algemeen worden hiervoor echter lagere waardes gebruikt. Zie onderstaande tabel met links. Gemiddeld rekent men met 1 GJ/m2, ofwel ruim 23% lager.

Instantize

Link

Waarde

RvO

https://www.rvo.nl/sites/default/files/2MJAP1203_Kansen-in-de-keten.pdf (pag 8)

0.8 GJ/m2

Ooms Energy Systems meting

http://www.asfaltinnovatie.nl/pdf/Ooms_Construction_Road_Energy_Systems.pdf

1.2 GJ/m2

Tauw

http://wageningenduurzaam.nl/wageningenwoontduurzaam/wp-content/uploads/sites/2/2016/04/Presentatie-Smart-Energie-Planner-Benedenbuurt-Tauw-juni-2017.pdf

slide 15

1 GJ/m2

In deze presentatie werd nog uitgegaan van een CO2 besparing door het warmtesysteem van 4.6 ton. Nu verwacht het College nog 3.5 ton te besparen. Als de totale oppervlakte waar het systeem wordt aangebracht gelijk is gebleven, zou dat overeenkomen met een verlaging van de geplande opbrengst per m2 van 1.3 naar 1 GJ/m2.

  1. Is de oppervlakte waar men het systeem verwacht te gebruiken nog steeds 61.000 m2?

Het is echter de vraag of deze oppervlakte gelijk is gebleven. Een oppervlakte van 6.1 hectare betekent dat over een tracé lengte van 2.5 km er gemiddeld 24.5 meter breed asfalt ligt. Dat lijkt nogal optimistisch. Bij twee rijstroken van 3 meter elk en 2 fietspaden van 3 meter elk kom je op 12 meter. Er is uiteraard enige extra ruimte om de rijstroken zelf, maar dat leidt niet tot een verdubbeling van het oppervlak. Daarnaast bevat het tracé een tunnel, waar het plaatsen van een asfaltcollector weinig zinvol lijkt.

  1. Rode fietspaden hebben een lagere opbrengst

Volgens de presentatie van vorig jaar wordt meer dan een kwart van de asfaltcollectoren onder de fietspaden geplaatst. Deze fietspaden worden echter grotendeel in rood asfalt uitgevoerd. Rood asfalt (0.5-0.8) heeft echter een lagere absorptie coëfficiënt dan zwart asfalt (0.9) en kan daardoor minder efficiënt zonlicht omzetten in warmte. Uitgaande van een absorptie coëfficiënt van 0.65 wordt volgens deze productsheet van Ooms (https://ooms.nl/Global/Civiel/_Ooms/Documenten/Oplossingen/RES%20Productsheet%20Ontwerp.pdf)  de jaaropbrengst ongeveer 15% lager. Deze 15% lagere opbrengst op de fietspaden vertaalt zich voor het hele project in een lagere opbrengst van ~4%. Dat lijkt weinig maar zelfs dit kleine verschil kan leiden tot een 0.5 miljoen hogere onrendabele top.

  1. Deze locatie lijkt erg ongeschikt wat betreft de zoninstraling. Hierdoor wordt de opbrengst verder beperkt

De firma Tauw geeft aan (http://wageningenduurzaam.nl/wageningenwoontduurzaam/wp-content/uploads/sites/2/2017/12/Eindrapportage-BHS-Benedenbuurt-gasloos-TAUW.pdf, pag. 14) dat bij toepassing van asfaltcollectoren nog rekening gehouden moet worden met schaduwval. In de presentatie van vorig jaar wordt expliciet verwezen naar delen van het tracé die schaduwrijk zijn en ieder die bekend is met de locatie zal beamen dat het een boomrijk gebied is. De lommerrijke artist ’s impressions van het college van de weg in de nieuwe situatie, met fietspaden die door de bomen slingeren, wekken de suggestie dat dat ook in de toekomst het geval zal zijn. In hoeverre is door de hoeveelheid bomen de opbrengst feitelijk nog lager?

Daarnaast is het tracé grotendeels N-Z georiënteerd en diepgelegen en tenminste de helft van het tracé ligt schuin naar beneden van de zon af. Al deze aspecten beperken de mogelijk instraling nog verder.

  1. De koeling en verwarming van de weg zelf verlaagt de opbrengst met 20%

Het College stelt dat één van de voordelen van het systeem is, dat het de weg warm of koel kan houden, waardoor minder onderhoud noodzakelijk is. Ervaringen met vergelijkbare systemen leert echter dat hiermee ongeveer 20% van de opgewekte energie gemoeid is. Dit is dus niet beschikbaar voor de afnemers.

  1. Er gaat energie verloren door de afstand tot de afnemers

In het algemeen wordt aangeraden de afstand tussen bron en afnemers niet meer te laten zijn dat 50 meter om verlies van warmte te voorkomen. Door het beperkte aantal afnemers zal deze afstand naar verwachting regelmatig flink groter zijn. Dit vermindert de nuttige opbrengst van het systeem.

  1. Het equivalent aantal huishoudens is tenminste 15% lager dan wat het College voorspiegelt

Er wordt gesteld dat met 3500 ton CO2 het equivalent van de uitstoot voor de verwarming van 1500 – 2000 huishoudens bespaard wordt. Het gemiddelde huishouden in Nederland gebruikt echter 1500 m3 gas per jaar (zie bijvoorbeeld: www.essent.nl/content/particulier/kennisbank/energie-besparen/gemiddelde-gasverbruik.html#), met een CO2 uitstoot per m3 van 1.89 kg. Van het gasverbruik is 75%-95% voor verwarming, afhankelijk of je de benodigde verbruik voor warm water meerekent. Dit betekent dat 3500 ton CO2 besparing de warmtebehoefte van 1300 tot 1650 woningen afdekt.

Dat veronderstelt echter dat de CO2 besparing goed is berekend. Ook dit is echter twijfelachtig. Vorig jaar gebruikte het College 1.77 kg CO2/ m3 aardgas om de besparing te berekenen. Dat lijkt te betekenen -  omdat ze een lager getal gebruiken – dat ze juist de CO2 besparing onderschatten, maar dat is niet het geval. Het kan betekenen dat men in de berekening uitgegaan is van de calorische onderwaarde van aardgas – de waarde waarbij geen rekening gehouden wordt met de condensatiewarmte die vrijkomt bij de verbranding. Dat is op zich merkwaardig aangezien een Hr-ketel een deel van die condensatiewarmte wel degelijk kan gebruiken, maar het verschil tussen 1.77 en 1.89 kg/m3 en de calorische onderwaarde van 31.65 kJ/m3 en de nuttige afgegeven energie van in een HR ketel van 33.87 kJ/m3 is beide 7%. Anders gezegd: 1.77/31.65 is gelijk aan 1.89/33.87, dus als je van een bepaalde hoeveelheid energie naar een CO2 besparing wil rekenen, kom je uiteindelijk op hetzelfde uit.

Het College rekende vorig jaar echter met een duidelijk lagere calorische waarde (af te leiden uit de tabel op slide 14 door het opgewekt vermogen te delen door de gestelde gasbesparing). Welke exact is niet duidelijk omdat niet in elke kolom de warmteproductie consistent is doorgerekend naar aardgasverbruik (vermogen delen door besparing levert in elke kolom een ander getal op…). Vorig jaar berekende men dat men met alleen de collecteren in de weg (dus zonder fietspaden) 3500 ton CO2 bespaard kon worden. Dit was het gevolg van energieopwekking in de weg van 57980 GJ.

Op basis van de calorische waarde van 33.87 kJ/m3 levert dat een besparing op van 1,7 miljoen m3 aardgas. Dat is het equivalent van 3200 ton CO2 ofwel van 1190- 1500 woningen. Dat is dus 20%-25% lager dan verwacht, ervan uitgaande dat de veronderstelde opbrengsten wel gehaald worden.

  1. Als bovenstaande effecten tegelijk optreden, valt de business case in elkaar en vallen de veronderstelde milieuvoordelen tegen

Door geheimhouding is niet te herleiden hoe het ontwerp er nu precies uitziet en waarom de CO2 besparing nu lager is dan vorig jaar voorgerekend. Maar als wij veronderstellen dat de lagere waarde komt doordat het college afziet van het plaatsen van asfaltcollectoren onder de fietspaden. Op basis van de gegevens van vorig jaar zou dat de gewenste 3500 ton CO2 besparing opleveren, door een opwek van 57980 GJ middels een vermogen van 1.3 GJ/m2.

Als echter het vermogen slechts 1 GJ/m2 is, en ook nog 20% van de opgewekte energie nodig is om de weg warm/ koel te houden, betekent het dat de opbrengst substantieel lager is en daarmee de onrendabele top hoger.

Onderstaande tabel laat zien wat het effect is als meerdere van de bovengenoemde afwijkingen zich tegelijk manifesteren

Effect

Opbrengst

% opbrengst (t.o.v. uitgangs-

situatie)

Financiële opbrengst

Onrendabele top

CO2-besparing in woning-equivalenten

Uitgangspositie

57.980 GJ

11.4 mio

2.6 mio

1500/ 1180

Vermogen  van 1 GJ/m2

44.600 GJ

-23.1%

8.8 mio

5.2 mio

~920

+ 20% energieverlies door verwarming/ koeling weg

35.680 GJ

-38,5%

7.0 mio

7.0 mio

~740

+ Lagere opbrengst door schaduwwerking etc. (gesteld -20%)

28.544 GJ

-50.8%

5.6 mio

8.4 mio

~590

+ Warmteverlies richting afnemers

(gesteld 10%)

25.690 GJ

-55.7%

5.1 mio

8.9 mio

~530

Ter vergelijking: windontwikkelaar Pure Energie bouwt momenteel windmolens op land van gemiddeld 4 MW en 43% vollasturen. 1 molen wekt daarmee 54.200 GJ/jaar op en wind op land is op sommige locaties volgens de berekeningen van het PBL voor de SDE-ronde 2020 al subsidievrij.

  1. Er is onduidelijkheid over de consequenties voor Schothorst Zuid, de medefinanciering van de provincie en de mogelijke verwevenheid van dit budget met dat van de Westelijke Ontsluiting

In het raadsvoorstel staat als beslispunt: “De benodigde kosten van het opnemen van asfaltcollectoren in de aanbesteding van de nieuwe Westelijke Ontsluiting, van incidenteel € 1 miljoen, te dekken uit de Reserve Duurzame Stad.”  Dit heeft echter consequenties voor de proeftuin Schothorst Zuid en voor de uitrol wind en zon – bewezen technieken waarvan de opbrengst goed in te schatten is en eventuele opbrengst risico’s niet bij de gemeente liggen.

In het raadsvoorstel wordt echter niet duidelijk gemaakt wat die consequenties zijn en ook niet hoe hoog die reserve duurzaamheid nog is nadat de kosten voor de asfaltcollectoren hieruit betaald zijn. Het is bijvoorbeeld onduidelijk of de proeftuin Schothorst Zuid nu vertraging oploopt en of dat project überhaupt dan nog wel haalbaar is. 

Ook ontstaat door deze toevoeging het risico dat een oneigenlijke budgettoevoeging plaatsvindt aan de Westelijke Ontsluiting. Hoe garandeert het College dat slechts de alleen aan de asfaltcollectoren toe te rekenen meerkosten uit het project asfaltcollectoren gedekt worden en dat niet kosten die voor beide projecten gemaakt moeten worden aan het project asfaltcollectoren toegerekend worden?

Ook de brief van de Provincie biedt nog geen zekerheid. In deze brief wordt alleen maar gezegd “wij zetten ons in om een subsidie toe te kennen”. Definitieve besluitvorming hangt af van een “zorgvuldige doorrekening van de businesscase.” Zoals hierboven aangegeven is deze business case echter sterk afhankelijk van de te realiseren opbrengsten.

De SGLA vraagt de Gemeenteraad om voor de besluitvorming over dit onderwerp ook duidelijkheid te vragen over de consequenties voor de proeftuin Schothorst Zuid, mede gezien de subsidieaanvraag die over dat project binnenkort verstuurd gaat worden. Het Rijk vraagt daarvoor ook duidelijkheid over die businesscase, inclusief beschikbaar budget.

Met vriendelijke groet,

Namens Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA)

Chris Mooiweer (bestuurslid)

Peter de Langen (voorzitter)

Reactie op Collegebericht 17 januari 2020

Amersfoort, 20 januari 2020

Betreft: Reactie op Collegebericht 17 januari 2020

Geachte raadsleden,

Graag reageert de SGLA op het collegebericht 006 van vrijdag 17 januari 2020, en specifiek op de merkwaardige en onzorgvuldige informatievoorziening betreffende de subsidie Randstadspoor. Als wij onze opmerkingen in 1 zin zouden moeten samenvatten: als er niets aan de hand is, waarom is dan een formeel akkoord van de provincie nodig? De vraag stellen is hem beantwoorden.

In meer detail: de SGLA constateerde dat de beschikking Randstadspoor vanuit de provincie de dato 11 mei 2017 verlopen was. Wij hebben daarop de Randstedelijke Rekenkamer ingelicht (niet de Algemene Rekenkamer, zoals het College meldt), omdat men het dossier Westelijke Ontsluiting aldaar met belangstelling volgt en al eerder over het dossier in contact is getreden met het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht. Tevens hebben wij u een persbericht gestuurd.

Het College meldt u, onder verwijzing naar een voetnoot in het provinciefonds, dat voorwaarden voor voltooiing binnen een bepaalde periode niet toegestaan zijn. De onwettigheid betreft echter voorwaarden tussen het Rijk en de Provincie. Anders gezegd, het Rijk mag aan de Provincie geen nadere voorwaarden stellen. Er wordt niet gesteld dat de Provincie geen nadere voorwaarden mag stellen aan de gemeente.

Dit blijkt klip en klaar uit de context die de rest van de circulaire biedt, waarin ingegaan wordt op de redenen waarom geen beroep wordt gedaan op de voorwaarden uit de brief van IenM met kenmerk IENM/BSK-2014/63384. Deze komen, zoals te lezen valt op pagina 3, voort uit het verantwoordingsonderzoek 2018 van de Algemene Rekenkamer waarin wordt opgemerkt dat voorwaarden vanuit het Rijk aan de decentralisatie uitkeringen de beleidsvrijheid van lagere overheden zouden beperken. Daarom staat in de door het College aangehaalde voetnoot ook “Hoe de uitkering besteed wordt is aan de Provincie Utrecht.”

Het College stelt dat de voorwaarde van aanleg voor 2020 niet meer bestaat, omdat de Provincie die eis van het Rijk niet mag stellen. Het College stelt dus dat het Rijk, om de beleidsvrijheid van de Provincie te waarborgen, aan de Provincie zou verbieden om nadere eisen te stellen bij het verstrekken van de subsidie. Dat is de omgekeerde wereld. Het kunnen stellen – of juist niet stellen – van eisen is de kern van het hebben van beleidsvrijheid. Een dergelijke interpretatie gaat daarom lijnrecht in tegen de bedoeling van het Rijk.

Kortom, het is de Provincie die beslist over het toekennen van de subsidie en uit het feit dat het College de Provincie gevraagd heeft om een formeel akkoord blijkt dat zij dit ook zo ziet en daarmee ook erkent dat de Gemeente niet langer aan de voorwaarden voldoet.

Het punt van de SGLA blijft dus staan: de huidige beschikking van de Provincie is verlopen en er is op dit moment geen juridische basis voor het uitkeren van de subsidie. Kort gezegd, de gemeente Amersfoort kan op dit moment niet beschikken over deze subsidie.

De vraag is nu of Gedeputeerde Staten mag besluiten tot verlenging van de subsidie of dat dit onder het budgetrecht van Provinciale Staten valt en of zij menen dat deze provinciale bijdrage wellicht niet een bestemming dient te krijgen die beter past bij de huidige mobiliteitsprioriteiten van de Provincie. We constateren dat hierover ook inmiddels Statenvragen zijn gesteld.

Met vriendelijke groet,

Namens de Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA)

Peter de Langen, voorzitter

Chris Mooiweer, bestuurslid

Brief 5 januari 2020 aan Randstedelijke Rekenkamer

Aan Randstedelijke Rekenkamer

Flevoland, Noord Holland, Utrecht, Zuid Holland

Amersfoort, 5 januari 2020

Geachte mevrouw Hoenderdos,

Op 23 april 2019 schreef u ons dat u het project Westelijke Ontsluiting in Amersfoort eventueel op een later moment bij uw onderzoeksprogramma zou betrekken. Wij denken dat nu het tijdstip aangebroken voor een nader onderzoek. Wij hebben geconstateerd dat met het huidige plan niet voldaan lijkt te kunnen worden aan de subsidievoorwaarden van budgetten die ten behoeve van de aanleg verstrekt zijn. Dit zet vraagtekens bij de financiële haalbaarheid van de weg. Tevens doet dit de vraag rijzen in hoeverre de gemeente Amersfoort op dit dossier in control is.

Financiële hoofdlijnen project Westelijke Ontsluiting

De Gemeente Amersfoort wil de Westelijke Ontsluiting aanleggen met alleen subsidiegeld afkomstig uit regionale fondsen en landelijke programma’s:

In de Amersfoortse raad is nooit steun geweest voor een directe financiële bijdrage aan het project. Sterker nog, in het coalitieakkoord van 2018 is expliciet afgesproken dat het budget van 68.3 miljoen euro maatgevend was en dat er dus geen gemeentelijk geld naar het project mocht gaan. Eventuele budgetoverschrijdingen dienden opgelost te worden door bezuinigen.

Kortom, terwijl de Gemeente weigert zelf financieel aan realisatie bij te dragen, is zij wel het overheidsorgaan dat nut en noodzaak van het project zowel mag onderbouwen als beoordelen. Alleen al vanuit het oogpunt van het goed bewaken van belangen tussen verschillende overheden is dat een ongewenste situatie.

Haalbaarheid van subsidievoorwaarden

Zoals u in bovenstaand staatje kunt zien, ontvangt de gemeente 4.1 miljoen subsidie vanuit het programma Randstadspoor. Wij constateren dat deze subsidie inmiddels is verlopen. Zie: https://amersfoort.notubiz.nl/document/8075498/1/11_d__Beschikking_provincie_Utrecht_budget_RRS%2C_8_mei_2017

In de subsidievoorwaarden van de Provincie Utrecht staat dat de subsidie besteed moet worden tussen 1 januari 2017 en 31 december 2019. Als randvoorwaarde is uitdrukkelijk aangegeven: “Voor 1 januari 2020 is de bestaande gelijkvloerse spoorwegovergang in de Barchman Wuytierslaan opgeheven dan wel gesloten voor alle verkeer en is de te realiseren onderdoorgang in gebruik genomen.”

Wij constateren dat dit niet is gerealiseerd, sterker nog: het project is nog niet eens aanbesteed. Daarmee zou de subsidie vervallen en – indien reeds uitgekeerd-  moeten worden teruggevorderd.

Wij merken hierbij nog op dat deze subsidie oorspronkelijk afkomstig is van het Rijk. In haar brief van 20 mei 2014 (zie bijlage) geeft de verantwoordelijke staatssecretaris klip en klaar aan dat projecten uit dit budget voor 1 januari 2020 afgerond dienen te zijn, aangezien dat al een verlenging betekende van het programma.

Wij constateren ook dat de Gemeenteraad van Amersfoort in deze haar controlerende taak niet uitvoert. Op 5 november 2019 heeft de Raad het besluit genomen om een resterend deel van de subsidie Randstadspoor toe te voegen aan het budget voor de Westelijke Ontsluiting (zie: https://amersfoort.notubiz.nl/document/8082474/2) Bij dit raadsbesluit was de toekenningsbrief toegevoegd. Geen enkel raadslid heeft opgemerkt dat de randvoorwaarde niet is gehaald en ook volgend jaar niet gehaald zal worden.

Ook ambtelijk of bestuurlijk heeft kennelijk niemand het verstrijken van de termijn opgemerkt. Als een projectbureau niet in staat is om dergelijk eenvoudige zaken als het verstrijken van definitieve subsidiedata correct te monitoren, doet dat twijfelen of men voor complexere zaken wel in control is. Wij verwijzen ook naar eerdere informatie die wij u toezonden

Ook met betrekking tot het budget vanuit VERDER zijn vraagtekens te zetten of aan de bijbehorende spelregels voldaan kan worden. De beschikking (zie bijlage) met betrekking tot VERDER) is overigens € 58.815.000, en volgens de spelregels kunnen maatregelen waarover per eind 2020 nog geen onomkeerbaar uitvoeringsbesluit is genomen in principe niet meer onder het programma VERDER uitgevoerd. Wij verwachten dat dit voor de Westelijke Ontsluiting een onmogelijke opgave wordt. Er lopen bij de Raad van State nog 2 bodemprocedures. Eén met betrekking tot het niet verlenen van een ontheffing in het kader van de zorgplicht in het kader van de Wnb en één in het kader van ons beroep n.a.v. de beslissing op bezwaar in relatie ons verzoek tot herziening van het bestemmingsplan. Deze zaken wachten nog op de zitting. 

Tot slot is ook de situatie rondom de subsidiegelden vanuit Beter Benutten onduidelijk. Dit Rijksprogramma is afgerond en het Rijk heeft in de begroting van I en W van 2020 overblijvende restbudgetten teruggeboekt naar de investeringsruimte van de verschillende modaliteiten.  Wij hebben de beschikking met betrekking tot de subsidie aan Amersfoort helaas (nog) niet kunnen terugvinden. De vraag is echter ook bij deze subsidie of wel aan de voorwaarden wordt voldaan en of budgetten nog beschikbaar zijn, gezien de opheffing van het programma op Rijksniveau.

Wij zien voldoende aanleiding om u dringend deze gang van zaken nader te onderzoeken. Als een burger niet aan de voorwaarden voor een rijks- of gemeentelijke bijdrage voldoet, moet deze ook het gekregen geld terugstorten. Wij gaan er van uit dat tussen overheden dat principe ook geldt. Als blijkt dat inderdaad termijnen verlopen of onherroepelijk zullen verlopen, hopen wij dat u onze opvatting deelt dat dit forse vraagtekens stelt bij de aansturing van dit project door de Gemeente Amersfoort, met mogelijke forse nadelige gevolgen voor haar burgers.

Wij zullen ook de Provinciale Statenfracties op de hoogte stellen van onze bevindingen.

Met vriendelijke groet

Peter de Langen

Loopt Amersfoort subsidie van 4,1 miljoen mis?

PERSBERICHT d.d. 10 januari 2020

SGLA vraagt Randstedelijke Rekenkamer om onderzoek:

Loopt Amersfoort subsidie van 4,1 miljoen mis?

Een subsidie van 4,1 miljoen euro voor de aanleg van de ‘Westelijke Ontsluiting’ in Amersfoort is op 1 januari 2020 verlopen. De Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA) hebben daarom de Randstedelijke Rekenkamer verzocht om nader onderzoek: Kan de gemeente Amersfoort nog wel aanspraak maken op deze subsidie?

De Randstedelijke Rekenkamer ziet toe op de juiste besteding van subsidiegelden door de provincie Utrecht. In de subsidievoorwaarden van de provincie Utrecht staat dat de gemeente Amersfoort de subsidie van 4,1 miljoen tussen 1 januari 2017 en 31 december 2019 moet besteden. Als randvoorwaarde heeft de provincie bovendien uitdrukkelijk aangegeven: “Voor 1 januari 2020 is de bestaande gelijkvloerse spoorwegovergang in de Barchman Wuytierslaan opgeheven dan wel gesloten voor alle verkeer en is de te realiseren onderdoorgang in gebruik genomen.” Zover is het nog lang niet. De gemeente Amersfoort verwacht de aanleg van de autotunnel tussen 2022 tot 2024, maar er lopen nog diverse rechtsprocedures.

De gemeente Amersfoort steekt geen eigen geld in haar ‘Westelijke Ontsluiting’ tussen Stichtse Rotonde en Amsterdamseweg maar wil de autoweg betalen uit regionale/provinciale fondsen en Rijksprogramma’s. Het totale subsidiebedrag is 68,3 miljoen euro waaronder de kwestieuze 4,1 miljoen van het ‘Restbudget Randstadspoor’. In november 2019 heeft de Amersfoortse gemeenteraad een technische aanpassing van het budget voor de ‘Westelijke Ontsluiting’ zonder discussie geaccordeerd. De subsidiebeschikking van de provincie Utrecht met daarin de deadline van 31-12-2019 zat bij de raadsstukken. De SGLA verbaast zich er daarom over dat niemand in de gemeenteraad, het college van B en W of het ambtelijk apparaat het naderen van de einddatum is opgevallen.

Vraagtekens bij subsidies VERDER en Beter Benutten

De SGLA vraagt zich bovendien af of de gemeente Amersfoort zal kunnen voldoen aan de spelregels voor de uitkering van de regionale en provinciale VERDER-subsidie van 60 miljoen euro. Dan zou per eind 2020 een onomkeerbaar uitvoeringsbesluit moeten zijn genomen over de Westelijke Ontsluiting. Volgens de SGLA is dat een bijna onmogelijke opgave. Bij de Raad van State lopen bijvoorbeeld nog rechtsprocedures over de zorgplicht van de gemeente in het kader van de Wet Natuurbescherming en over de herziening van het bestemmingsplan ‘Westelijke Ontsluiting’. De SGLA heeft de herziening geëist omdat de autoweg die 3800 bomen kost, overbodig is.

Of de subsidie vanuit het ‘Rijksprogramma Beter Benutten’ nog beschikbaar is, is volgens de SGLA ook al onzeker. ‘Beter Benutten’ is evenals het ‘Restbudget Randstadspoor’ op 31 december 2019 afgerond. In de begroting van 2020 van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn de niet uitgegeven ‘restbudgetten’ opgeheven.

SGLA over contract Warmtenet

Aan de Gemeenteraad van Amersfoort

Betreft:  Intentieverklaring met Warmtebedrijf Amersfoort

Amersfoort, 9 januari 2020

Het ongewenste gebruik van biomassa

De Amersfoortse gemeenteraad heeft zich uitgesproken tegen het gebruik van biomassa voor stadsverwarming. De intentieverklaring met het Warmtebedrijf Amersfoort leidt echter tot een tegengestelde ontwikkeling. Het idee dat na de ingebruikname van het warmtenet op basis van biomassa binnen afzienbare termijn kan worden overgestapt op geotechniek of andere alternatieven, is niet realistisch – onderzoek moet nog op gang komen. De zogenaamd tijdelijke investeringen voor biomassacentrales staan een grondstofconversie op korte termijn in de weg. Onder meer de subsidievoorwaarden binden de stad voor tenminste twaalf jaar aan het stoken van biomassa. De gemeenteraad doet er verstandig aan om op basis van artikel 3.2 (verplichtingsvrije tussentijdse beëindiging) in de inmiddels getekende intentieverklaring de door het college ingeslagen weg te beëindigen.

Op 14 januari bespreekt u informatief deze intentieverklaring. De SGLA vraagt de Gemeenteraad dringend om kennis te nemen van onze brief en de door het college ingeslagen weg met betrekking tot het gebruik van biomassa stop te zetten.

Inleiding

Op 8 oktober werd de Amersfoortse gemeenteraad geïnformeerd over de stand van zaken en het toekomstbeeld rondom het voor Amersfoort beoogde warmtenet. In april 2019 was door de verantwoordelijke wethouder aangekondigd dat rond 15 mei het wijkwarmteplan voor Schothorst-Zuid, een pilotproject, zou worden gepresenteerd. Rond die datum ontving de gemeenteraad een brief van het college. Hierin werd meegedeeld dat het onderzoek naar aanleg, exploitatie en financiering van het beoogde warmtenet in Schothorst-Zuid nog niet was afgerond en het college nog in overleg was met verschillende mogelijke exploitanten. De toegezegde informatie werd verdaagd tot na het reces.

Op 8 oktober werd de toegezegde informatie aan de raad verstrekt. Deze betrof overigens nog geen wijkwarmteplan, het onderzoek hiervoor was nog niet voltooid. Desondanks was de raadsbijeenkomst zinvol omdat veel relevante informatie werd verstrekt. De belangrijkste was dat het college blijft streven naar het winnen van warm water door middel van geotechniek. Biomassa wordt niet gezien als de gewenste oplossing. Deze opvatting komt overeen met de eerder geuite wensen binnen de gemeenteraad. Een essentieel probleem was en is het feit dat er nog geen antwoord kan worden gegeven op de vraag of en hoe het warm water vanaf een diepte van tenminste 2.000 meter moet worden gewonnen. Het afgelopen najaar 2019 heeft er, op initiatief van EZ, aan de oostrand van Amersfoort seismisch onderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend. Omdat geotechniek nog niet kan worden toegepast, zet het college voorlopig in op een op biomassa gestookt warmtenet.

Voor de helft van de ca. 65.000 woningen in Amersfoort wordt een aansluiting op het warmtenet

voorzien. Amersfoort beschikt al over één warmtenet van relevante grootte: Vathorst-Laak waar 1.750 woningen door middel van een gasturbine van stadswarmte worden voorzien. Het college gaat er van uit dat voor het aansluiten van ruim 30.000 woningen en de bouw van een of meer biomassacentrales een investering van € 450 miljoen noodzakelijk is.

Volledigheidshalve wijzen wij de gemeenteraad erop dat naast verwarmen tevens het koelen van woningen betrokken dient te worden bij visie- en besluitvorming over de energietransitie in relatie tot woningen. Iedere oplossing die alleen verwarming levert, bevat het risico op extra kosten en (dubbel) energieverbruik, omdat voor koelen dat een separate installatie nodig is. Als gevolg van klimaatverandering en betere isolatie wordt koeling van huizen steeds belangrijker.

Biomassa

Biomassa stoken is een oplossing uit het verleden. Deze conclusie is te trekken uit de toenemende kritiek op het stoken van hout als alternatief voor gas. In oktober 2019 baarde een Europese koepel van wetenschappers veel opzien met de constatering dat het stoken van hout in centrales en huishoudens meer uitstoot van CO2 oplevert dan het gebruik van gas en zelfs van steenkool. Hierbij speelt de relatieve geringe effectiviteit van het stoken van hout een rol. De tot nog toe door velen geuite opvatting dat gekapte bomen door nieuwe aanplant worden gecompenseerd, blijkt een drogreden te zijn: het duurt ten minste tien jaren eer een nieuwe boom voldoende vervangende waarde opgeleverd.

Vaak wordt gesuggereerd dat een biomassacentrale verantwoord is omdat hierin afvalhout wordt verwerkt. Daarbij wordt uit het oog verloren dat de op dit moment geplande verstoking van biomassa niet kan worden afgedekt door (regionaal) afvalhout. Er is nog geen sprake van levercontracten van regionaal (afval)hout voor een langere periode. Import van buiten de regio, nationaal of internationaal is noodzakelijk.

  

Een voorbeeld maakt dit duidelijk waar de toenemende behoefte voor een warmtenet in Amersfoort toe leidt. Er moet uiteindelijk rekening worden gehouden met warmtelevering door vier of vijf centrales van het formaat dat het Warmtebedrijf Amersfoort thans heeft geïntroduceerd. Deze moeten een capaciteit hebben van ongeveer de helft van de toekomstige e-centrale van Vattenfall bij Diemen, na ombouwen van fossiele brandstof naar biomassa. De biomassa voor deze centrale wordt aangevoerd uit Scandinavië en Canada (mondiaal gezien maakt het niet uit waar het hout wordt gekapt, we maken ons ook druk om de kap in Brazilië en andere landen). Om deze centrale draaiend te houden moet er per jaar een oppervlakte worden gekapt die overeenkomt met de oppervlakte van ongeveer 18.000 voetbalvelden. Ook de helft hiervan kan niet gedekt door regionaal (rest)hout!

Wij vinden het ongewenst om afsluiten van het gas te compenseren met biomassa. Beter is het om de zoektocht naar de toepassing van geotechniek te versnellen en daarbij enkele jaren vertraging in de energietransitie voor lief te nemen. Toch lijkt het er op dat het Amersfoortse gemeentebestuur bereid is om de intentie om via geotechniek op CO2-arme manier Amersfoort gasvrij te maken, tijdelijk in te wisselen voor het toepassen van biomassa. Het etiket ‘tijdelijk’ is daarbij relatief. Het aanleggen van een warmtenet inclusief de daarvoor noodzakelijk warmteopwekking vergt een omvangrijke investering. Deze kan, zonder de kans op grootschalige kapitaalvernietiging, niet na enkele jaren worden gemuteerd in een andere technische oplossing.

Onlangs heeft het Warmtebedrijf Amersfoort – een private onderneming – zich aangemeld als partner. Om te voldoen aan in het verleden gedane, maar in de praktijk niet te realiseren, beslissingen lijkt het college bereid thans deze toegeworpen reddingsboei te grijpen. Een risicovol initiatief want Warmtebedrijf Amersfoort wil biomassa verstoken.

Intentieverklaring

In november 2019 tekende college van B&W van Amersfoort een intentieverklaring met het Warmtebedrijf Amersfoort. Inhoud van de intentieverklaring is: ‘onderzoeken wat de mogelijkheden, wenselijkheid en haalbaarheid zijn om samen te werken aan de realisering van warmtenetten in de gemeente Amersfoort met Warmtebedrijf Amersfoort.’ Primair doel is het werken aan de uitvoering van de Warmtevisie en, als eerste stap daarbij, de uitwerking van een pilotproject in Schothorst-Zuid.

Uit de overwegingen in de overeenkomst kan worden opgemaakt dat het college er van uitgaat dat het Warmtebedrijf de exploitant wordt voor het warmtenet in de stad (zie bijvoorbeeld overweging E in de overeenkomst). Wel wordt in overweging G aangekondigd dat de gemeente ook met andere marktpartijen in gesprek is en kan gaan samenwerken bij de realisatie van de warmtetransitie in de stad.

In artikel 3.2 van de overeenkomst is vastgelegd dat contractpartijen op basis van (eenzijdige?) moverende redenen per direct en zonder schadevergoedingsverplichtingen de intentieverklaring kunnen beëindigen. De intentieverklaring eindigt overigens op 1 september 2020 en kan niet stilzwijgend worden verlengd. Omdat in artikel 2.5 wordt bepaald dat gedurende het onderzoek beide partijen hun eigen kosten dragen, vormt de overeenkomst, mede door de ongeclausuleerde opzeggingsmogelijkheid, een onzeker avontuur voor het Warmtebedrijf. Een avontuur dat menig ander bedrijf op deze wijze niet zal willen aangaan.

In de intentieovereenkomst verplicht de gemeente zich om de mogelijkheden te onderzoeken om risicodragend deel te nemen in het Warmtebedrijf. Uit eerdere informatie vanuit het Warmtebedrijf blijkt dat deze hieraan de voorkeur geeft. Overigens heeft de gemeente al eerder aangegeven dat het ontwikkelen van een warmtenet in Amersfoort een investering vergt van € 450 miljoen. Ervaringen elders wijzen er op dat dit bedrag als een minimum kan worden gezien.

Het onderzoek moet duidelijk maken of er overeenstemming bereikt kan worden over participatie van inwoners, vrijwilligheid van deelnemers, leveringszekerheid en betaalbaarheid, toegang van andere warmteleveranciers en duurzaamheid van het warmtenet.

In de intentieovereenkomst wordt benadrukt dat de gemeentelijke voorkeur uitgaat naar warmte op basis van geothermie (artikel 2.4). Een warmtenet op basis van biomassa ziet de gemeente als een tijdelijke overgangsoplossing. In de overeenkomst wordt niet ingegaan wie van de twee partijen de versnelde afschrijving op investeringen voor een of meer biomassacentrales en dergelijke moet bekostigen indien het gemeentebestuur een besluit neemt om over te stappen op geothermische warmwaterlevering.

In artikel 2.6 wordt bepaald dat in het eerste kwartaal 2020 een balans wordt opgemaakt over de voortgang van het onderzoek en eventuele vervolgstappen voor Schothorst-Zuid. Deze termijn zou te kort kunnen zijn. Op dat moment kunnen mogelijke onduidelijkheden rondom de intentieverklaring worden opgelost. Zo spreekt het Warmtebedrijf in een verklaring, opgesteld na het tekenen van de intentieverklaring, over een samenwerkingsovereenkomst. Dat is meer dan een nuanceverschil!

In het collegevoorstel betreffende de intentieverklaring wordt als beoogd effect gesteld dat door de  intentieverklaring een concrete uitwerking voor een warmtenet in Schothorst-Zuid bespreekbaar wordt gemaakt. Deze uitwerking kan, aldus het college, mogelijk benut worden om in 2020 een aanvraag te doen voor het rijkssubsidieprogramma. Intussen heeft Duurzaam Opwekken Amersfoort B.V. (Warmtebedrijf Amersfoort) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (EZ) twee projectsubsidies aangevraagd, elk van € 34.164.000. Deze zijn nog niet gerealiseerd.

Visie Warmtebedrijf na ondertekening

Na ondertekening van de intentieovereenkomst werd in de Amersfoortse Courant (14 december 2019) een uitgebreid interview gepubliceerd met de directie van het Warmtebedrijf Amersfoort. Het interview verduidelijkt een aantal intenties van het Warmtebedrijf en zijn relatie met de gemeente. Hieruit blijkt dat Amersfoort het Warmtebedrijf al vergunningen heeft verstrekt voor de bouw van twee biomassacentrales: een op de Isselt (naar is aan te nemen voor de warmtelevering in Schothorst-Zuid) en een in De Hoef. Er wordt uitgegaan van een hoge-temperatuur waterlevering. De intentie is om de komende zomer een plan van aanpak te presenteren. De biomassacentrales worden gestookt met gecertificeerd hout uit de regio. Op het warmtenet worden alleen woningen aangesloten van bewoners die vrijwillig willen meedoen.

Inmiddels zijn er al vergunningen verleend c.q. in aanvraag voor vijf (!) biomassacentrales:

De opmerkingen in het interview leveren vragen op. Vrijwillige aansluiting op het warmtenet is een risicopunt voor het warmtebedrijf, een onzekere factor dus voor een op te stellen businessplan. Alvorens investeringen te plegen (de uitgavenkant), moet voldoende duidelijkheid zijn over het aantal afnemers (de inkomstenkant). Hiervoor is voorafgaand onderzoek nodig. Dergelijk onderzoek is pas zinvol indien potentiele afnemers inzicht kan worden geboden in de kosten. Op dit punt hangt alles met elkaar samen!

Uit het interview is niet op te maken of het college van B&W naast de getekende intentieverklaring, nog andere schriftelijke of mondelinge afspraken of toezeggingen met het Warmtebedrijf heeft gemaakt.

Tijdpad

Uit het interview, maar ook uit de intentieverklaring, blijkt dat het voornemen van het college om in 2030 Amersfoort een gasvrije stad te laten zijn, niet meer dan utopisch is. Mede gezien de financiële consequenties en de vraag of de gemeente überhaupt kan en wil participeren in het Warmtebedrijf, is een uitspraak van de Gemeenteraad over het plan van aanpak noodzakelijk. Pas daarna kan de gemeente zich binden en kunnen de voorgenomen intenties technisch worden uitgewerkt. Dit moet leiden tot bestekken voor centrales en het net waardoor inzicht op de financiële consequenties ontstaat. Feitelijk kunnen dan pas bouwvergunningen en overige formaliteiten worden afgerond. Bestemmingsplannen en aanbestedingsregels kunnen tot extra tijdverlies leiden.

De aanleg van het warmtenet en bouw van de biomassacentrale in De Isselt kan naar alle waarschijnlijkheid pas in 2021 plaatsvinden. Schothorst-Zuid is een pilotproject. Planvorming, draagvlakonderzoek en het opstellen van financiële randwaarden voor volgende wijken in de stad kunnen pas op verantwoorde wijze plaatsvinden nadat de ontwikkeling van de pilot in een gevorderd stadium verkeerd. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid in de tweede helft van 2021 het geval zijn. Rekening houdend met het feit dat er acht jaar voorafgaand aan de afkoppeling van het gasnet een bestuurlijk besluit moet zijn genomen (dat dusdanig is dat beroepsmogelijkheden mogelijk zijn), kan op technische gronden het politieke besluit voor een gasvrij Amersfoort in 2030 nauwelijks realiseerbaar genoemd worden.

Namens

Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort

Raphael Smit (vicevoorzitter)

Peter de Langen (voorzitter)