Vragen aan wethouder over Warmtenetten Amersfoort

Aan de wethouder Duurzaamheid

Mevrouw A.P.A.M Janssen

Stadhuisplein 1

Amersfoort

                                                                                                                                             Amersfoort, 15 oktober 2019

Betreft: warmtenetten Amersfoort

Geachte Wethouder, beste Astrid,

Op 8 oktober jl. werden tijdens een informatieve Ronde de raadsleden bijgepraat over de plannen en de ontwikkeling daarvoor van warmtenetten in onze stad. Na afloop van deze bijeenkomst nodigde u een van de SGLA-bestuursleden uit om, indien er binnen de SGLA nog nadere vragen bestaan bij de informatie die deze avond werd gegeven,  deze bij u in te dienen. Het SGLA-bestuur maakt graag gebruik van dit aanbod. Het heeft nog enkele aanvullende vragen die u hieronder aantreft. Het bestuur hoopt dat u op deze vragen kunt ingaan.

1.

Het college stelt voor de warmte-opwekking ten behoeve van een warmtenet gebruik te maken van geothermie (aardwarmte). Hiervoor moet nog veel onderzoek worden verricht zodat de start bij het gebruikmaken van geothermie nog zeker vijf jaar duurt. Gedurende een overgangsperiode moet voor de warmteopwekking gebruik worden gemaakt van biomassa. De uitwerking van dit voornemen houdt in dat de exploitant van het warmtenet/warmtecentrale vooreerst moet investeren in de bouw van een biomassacentrale om vervolgens na een relatief korte periode deze centrale te vervangen door een systeem van geotechniek. Dit komt in feite neer op een dubbele investering voor de warmtelevering. Verwacht het college dat een exploitant voor een warmtenet bereid is een dergelijke dubbele investering te realiseren, er van uitgaande dat dit niet extra hoge tarieven bij de afname van warmte oplevert?

2.

Het college heeft voor om begin 2020 zijn positie te bepalen, wat tot een collegevoorstel moet leiden. Dit voorstel en de rolbepaling door de raad moeten rond de zomer 2020 door de raad worden besproken. Daarna moet een traject van besluitvorming worden doorlopen. Indien bezwaren tegen het raadsbesluit uitblijven, kan eind 2020/begin 2021 met de realisatie van een warmtenet worden begonnen. Naast dit alles moeten wijkwarmteplannen voor een twintigtal wijken worden uitgewerkt die, voorafgaand aan een bestuurlijke vaststelling, stedelijk moeten worden besproken. De feitelijke realisatie houdt in: plannen bestek-klaar uitwerken, draagvlak verwerven, (Europees) aanbesteden. De ingebruikname van het (eerste deel) van het warmtenet is daardoor niet voor eind 2024 te verwachten. Is door deze procedure de streefdatum voor de gasafsluiting in 2030 nog haalbaar?

3.

Het gemeentebestuur gaat de komende jaren wijkwarmteplannen voor circa 25 wijken in de stad ontwikkelen. Indien deze plannen in concept gereed zijn en bestuurlijk moeten worden vastgesteld, wat is dan de status van deze plannen. Zijn deze vergelijkbaar met een bestemmingsplan waarvoor de gebruikelijke inspraakregels gelden? Of worden de wijkwarmteplannen (gezien hun impact) behandeld zoals dat voor de stadvernieuwingsplannen het geval was, waarbij de uitvoering afhankelijk is van ten minste 70% instemming van de buurtbewoners?

4.

De gemeente heeft voor het in exploitatie nemen van een warmtenet met de woningcorporaties de ‘033 samen duurzaam deal’ afgesloten. Gelden de afspraken die de gemeente met de corporaties maakte ook voor private partijen die complexen met huurappartementen exploiteren?

5.

Een aantal gemeenten, corporaties, bouwers en leveranciers die bij de energietransitie zijn betrokken, werken samen in het initiatief Stroomversnelling. Binnen Stroomversnelling worden ervaringen uitgewisseld, adviezen verstrekt en krachten gebundeld om de energietransitie op stedelijk niveau snel en efficiënt tot stand te brengen. Er zijn ongetwijfeld meer van deze samenwerkingsverbanden. Kent het Amersfoortse gemeentebestuur Stroomversnelling of andere soortgelijke initiatieven? En is het bereid te participeren binnen dergelijke initiatieven om bij het realiseren van de energietransitie, en in het bijzonder bij het realiseren van warmtenetten effectief te kunnen opereren?

6.

De raad heeft zich de afgelopen jaren zorgen gemaakt over de negatieve gevolgen van het stoken van open haarden. De wens is, dit zoveel als mogelijk te beperken, mede met het oog op de gevolgen voor de volksgezondheid. Het voornemen om voor stadsverwarming de verbranding van biomassa toe te passen staat haaks op de zorg die de raad de afgelopen jaren heeft uitgesproken over de kwaliteit van het milieu in onze stad. Deelt het college die mening?

7.

Essentieel voor het slagen van de plannen voor de energietransitie is het draagvlak in de stad. Tijdens de informatieve Ronde over warmtenetten is hieraan nauwelijks aandacht besteed. De aandacht beperkte zich tot het kunnen borgen van de betrokkenheid van inwoners indien de gemeente een actieve rol vervult bij het realiseren van een warmtenet. Er wordt opgemerkt dat directe deelneming (bij de ontwikkeling en/of exploitatie) door bewoners in Nederland weinig voorkomt. Een van de ontwikkelingsmodellen kan een maatschappelijke onderneming zijn waarbij deelneming van bewoners richting Deens model tot de mogelijkheden behoort? Wat is dat ‘Deens model’?

8.

De energietransitie, en daarbij voornamelijk de warmtevoorziening, zal voor veel bewoners ingrijpende gevolgen hebben en kan leiden tot extra lasten. Voor de pilot in Schothorst-Zuid heeft wel informatie plaatsgevonden waarbij veel vragen nog onbeantwoord zijn gebleven. In april werd de bewoners in Schothorst-Zuid toegezegd dat op 15 mei de warmtevisie voor hun wijk gereed zou zijn en de raad omstreeks de zomer besluiten zou nemen. Zo ver is het niet gekomen. Wanneer wordt de informatie in Schothorst-Zuid voortgezet en wordt er dan ook een helder beeld gegeven van Tarieven en overige kosten?

9.

Schothorst-Zuid moet worden gezien als een pilot. In welke fase van voorbereiding op een warmtenet worden de overige inwoners van onze stad betrokken en op welke wijze gaat dat plaatsvinden?

10.

In Schothorst-Zuid is een pilot ontwikkeld voor tien woningen. De pilot vindt plaats onder regie van Klimaat Missie Nederland (een Amersfoorts initiatief). Dit bedrijf heeft een tweede pilot gepland van zeven woningen in Vathorst. De zin van een pilot is dat bewoners die hun woning gereed willen maken voor het afkoppelen van gas, gebruik kunnen maken van de ervaringen die in de pilot(s) zijn opgedaan. Is de gemeente betrokken bij de uitvoering van de pilot(s)en zo ja: is de ontwikkeling van de pilot(s) geprotocolleerd en is de gewenste output omschreven?

11.

Tijdens de in april gehouden informatiebijeenkomsten in Schothorst-Zuid zijn verschillende antwoorden gegeven op de vraag of bewoners verplicht kunnen worden tot aansluiting op het warmtenet. Een uitgestelde keuze kan complexe extra kosten bij een later gewenste aansluiting opleveren. Wordt er uitgegaan van een verplichte aansluiting in de gebieden waar een warmtenet wordt aangelegd?

12.

Nutsbedrijven brengen kosten in rekening voor het afsluiten van gaslevering en, waar deze zelf warmtenetten exploiteren, het aansluiten op een warmtenet of het afsluiten daarvan. Is het college voornemens om met de nutsbedrijven afspraken te maken dat in het kader van de warmtetransitie dergelijke kosten niet in rekening worden gebracht?

13.

Bij de introductie van een warmtenet wordt vaak het principe ‘Niet meer dan anders’ gehanteerd. Dit principe past moeilijk bij toekomstige ontwikkelingen zoals stijgende gasprijzen en kan voor gebruikers ongunstig uitwerken indien geen rekening wordt gehouden met het isoleren van woningen. Welke maatregelen staan het college voor ogen om na overstappen op een warmtenet de kosten van gebruikers te beperken en daarmee het draagvlak voor de energietransitie te vergroten?

14.

Het onderzoek naar de toepassing van geotechniek op grote schaal moet nog beginnen. De verwachtingenzijn hoog gespannen. In het slechtste geval is de levering op grootschalige wijze van aardwarmte niet mogelijk door capaciteitsproblemen en kan een WKO-systeem niet worden toegepast bij ondergrondse waterverplaatsing, bijvoorbeeld door kwel vanuit de Veluwe of de Utrechtse Heuvelrug. Gas en biomassa zijn ongewenst. Welke mogelijkheden voor het voeden van een warmtenet zijn dan nog aanwezig?

15.

De raad heeft zich door middel van een motie tegen het gebruik van biomassa uitgesproken. Het voorbehoud dat zij heeft tegenover biomassa is onlangs bevestigd door een internationaal onderzoek van de European Academies Science Advisory Council (EASAC). De directe en indirecte CO2-uitstoot van biomassacentrales komt vrijwel overeen met de uitstoot van fossiel gevoede centrales. Betrekt het Amersfoortse gemeentebestuur deze constatering bij zijn keuze voor tijdelijke inzet van biomassa?

16.

Regelmatig wordt de ontwikkeling van waterstof als vervanging van aardgas als ideale oplossing gepresenteerd. Uit ervaringen tot nog toe blijkt echter dat het toepassen van waterstof als vervanging voor aardgas kostbaar en inefficiënt is. Feitelijk is er nog weinig bekend over het toepassen van waterstof. In hoeverre ziet het gemeentebestuur waterstof als serieus alternatief voor het gebruik van aardgas?

17.

De aanleg van een warmtenet vormt een omvangrijke ingreep in de ondergrondse infrastructuur van de stad. De aanleg is qua werk en overlast te vergelijken met het vervangen van riolering in de bestaande stad. Afgelopen zomer heeft het Kabinet een brief aan de Tweede Kamer verstuurd waarin wordt gewaarschuwd voor de extra overlast en mogelijke schade door de aanleg van warmtenetten. In Amersfoort hebben rioleringswerkzaamheden op verschillende plekken in de stad steeds tot grote overlast - voor bewoners en bedrijven - geleid waarbij regelmatig is gebleken dat het plannen van werken in de openbare weg niet altijd succesvol is. Een middel om deze overlast zo veel als mogelijk te beperken is het ‘werk maken met werk’. Daarbij worden ondergrondse onderhoudswerkzaamheden van diensten en bedrijven zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. De planning voor de aanleg van een warmtenet zou hierbij leidend moeten zijn, de gemeente zou hierbij directie-voerend moeten optreden. Heeft het gemeentebestuur inzicht in de planning van onderhoud door nutsbedrijven op lange termijn? En is de gemeente bereid en in staat om door een systeem van algemene directievoering tot gecoördineerde werkzaamheden in de openbare weg te komen?

18.

De warmtebedrijven in Amsterdam en Rotterdam zijn in grote financiële moeilijkheden beland. Dit kost de betrokken gemeentebesturen tientallen miljoenen euro aan inzet van openbare middelen. Indien de gemeente Amersfoort het warmtenet zelf in exploitatie neemt, hoe beschermt het gemeentebestuur de stad tegen problemen zoals die zich in Amsterdam en Rotterdam hebben voorgedaan?

19.

Gezien de financiële risico’s lijkt de voorkeur van het gemeentebestuur uit te gaan naar het betrekken van marktpartijen bij het realiseren warmtenetten in onze stad. De kans is reëel dat deze de discussie over en vaststelling van de nieuwe warmtewet afwachten. Deze kan grote invloed hebben op het verdienmodel van private ondernemingen. Indien marktpartijen een afwachtende houding aannemen, is het gemeentebestuur dan bereid om geduld uit te oefenen of neemt het dan een definitief besluit om structureel op biomassa over te gaan dan wel zelf leidend te worden bij het ontwikkelen van een warmtenet en het financiële risico hiervan geheel of gedeeltelijk op zich te nemen?

20.

In Vathorst-Laak voedt een gasgestookte warmtebron, geëxploiteerd door Eneco) een warmtenet voor circa 1.750 woningen. Wordt dit systeem op een stedelijk warmtenet aangesloten en zo ja, op welk tijdstip vindt dit plaats: gedurende de met biomassa gestookte overgangsfase of na het in gebruik nemen van een geothermische voedingsbron?

21.

Het Warmtebedrijf Amersfoort gaat twee biomassacentrales in gebruik nemen: in De Hoef en De Isselt. De centrale in De Hoef krijgt een capaciteit van 7.000 aansluitingen. Worden de warmtenetten van het Warmtebedrijf Amersfoort na voltooiing van het, op basis van geotechniek ontwikkelde, stedelijke warmtenet in dit stedelijke net geïntegreerd?

22.

Welke eisen stelt het gemeentebestuur aan toekomstige private exploitanten van warmtenetten?

23.

Amersfoort telt een groot aantal kleinschalige WKO-systemen: 40 open systemen en ca. 280 gesloten systemen. Gaan deze systemen onderdeel uitmaken van het stedelijke warmtenet?

24.

De door het Warmtebedrijf Amersfoort geëxploiteerde en nog te exploiteren met biomassa gestookte warmtenetten zijn feitelijk nutsvoorzieningen waar de gemeente uiteindelijk voor verantwoordelijk is. Indien dit warmtebedrijf niet meer in staat is haar biomassacentrales te exploiteren, bijvoorbeeld door een faillissement, is de gemeente dan verplicht deze nutsvoorziening onder eigen regie voort te zetten?

25.

Tijdens de informatieve bijeenkomst van de Ronde werd gesteld dat, indien de gemeente als ontwikkelaar/exploitant van het te ontwikkelen warmtenet optreedt, er een investering noodzakelijk is van 450 miljoen euro, waarvan 250 miljoen euro Infra. Dergelijke kosten ontstaan ongetwijfeld ook indien het warmtenet door een of meer private partijen wordt ontwikkeld en geëxploiteerd. Kan het college meer informatie verstrekken over de noodzakelijke investeringen voor een warmtenet en de lasten die daaruit voortvloeien voor de gebruikers van het warmtenet?

26.

Er wordt verwacht dat met niet-infrawerkzaamheden zo’n 200 miljoen euro aan investeringskosten is gemoeid. Welke kosten worden uit dit bedrag gedekt en ligt aan de berekening hiervan een businesscase ten grondslag? Wat zijn de afschrijvingstermijnen en rentepercentages die in deze case zijn opgenomen?

27.

Vaak wordt gesteld dat het aanleggen van een warmtenet de laagste maatschappelijk kosten vergt. Beschikt het gemeentebestuur, op basis van harde cijfers, over voldoende inzicht in de maatschappelijke kosten die ontstaan bij de verschillende mogelijkheden tot het beëindigen van de levering van aardgas?

28.

De bestuurlijke en technische voorbereiding voor het warmtenet op basis van biomassa vindt gelijktijdig plaats met het onderzoek voor het toepassen van geotechniek voor de warmtelevering. Deze kan in 2023 zijn afgerond. Omstreeks 2023 vindt ook de discussie en besluitvorming plaats over de nieuwe Warmtewet. Deze nieuwe wet kan ingrijpende gevolgen hebben voor het beheer en de exploitatie (tariefstelling) bij het realiseren van warmtenetten. Mogelijk vormt deze wet ook de basis voor rijksbijdragen of andere vormen van financiering. Is het daarom niet verstandiger om het vergaren van nadere technische kennis (Geotechniek) en het vernieuwde rijksbeleid af te wachten zodat bij het realiseren van warmtenetten direct gebruik kan worden gemaakt van geotechniek en de – milieutechnisch minder aantrekkelijke – tussenstap met biomassa over te slaan?

Met vriendelijke groeten,

Namens Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA)

Raphaël Smit  vicevoorzitter SGLA

c.c. leden gemeenteraad

c.c. pers

Inspreken SGLA 1 juli 2019. Opmerkingen bij reactie-nota en hoogbouw visie:

Inspreken SGLA 1 juli 2019. Opmerkingen bij reactie-nota en hoogbouw visie:

Geachte Raadsleden,

Over het proces om deze hoogbouwvisie en reactienota te behandelen heeft de SGLA u al geschreven. Wij vinden het uitermate onzorgvuldig. Het is ons een raadsel hoe u de controlerende taak kunt uitvoeren, zonder kennis te nemen van de 80 reacties.

Nu u als Raad toch deze Ronde houdt en de nota behandeld, hierbij een aantal opmerkingen

 

  • VERZOEK TOT AANPASSING VAN DE NOTA
  1. Wat nog immer lijkt te ontbreken, is de notie dat het eerst en vooral dient te gaan om het realiseren van stedelijke kwaliteit. Dat moet voorop staan. De hoogbouw-effect-rapportage moet daarom niet een instrument zijn om te toetsen of een plan goed genoeg is, maar om te beoordelen of het de absolute ondergrenzen haalt om een plan überhaupt in overweging te willen nemen. Dit komt nog onvoldoende uit de verf, wij verzoeken u dit aan te passen.
  2. Hoogbouw kan verdichten, maar verdichten kan zonder hoogbouw. Goed dat dit wordt onderkend in de reactie-nota (pag. 4). Wij hebben aangegeven dat bij de structuur van Amersfoort eigenlijk 8 hoog normaliter de grens zou zijn. Het zou goed zijn, op momenten dat je hoger wil dan 8 of 9 hoog, om als onderdeel van een startnotitie ook een variant uit te werken waar je kijkt hoe je in een plangebied tot dezelfde dichtheid kan komen met maximaal 8-9 lagen. Wij verzoeken u dit als voorwaarde bij elk hoogbouwplan toe te voegen
  3. Goed dat er onderkend wordt dat criteria ook voor kantoren zouden moeten gelden. Wij merken op dat menging in de nota vooral lijkt te gaan over verschillende typen woningen, maar dat menging ook kan gaan over verschillende functies, bijvoorbeeld scholen op de onderste verdiepingen met woningen erboven, of een toren met de helft woningen en de bovenste helft een hotel. Dit komt nog onvoldoende in de nota terug.
  4. Overigens gaat het niet zozeer erom dat hoogbouw meerwaarde moet opleveren, maar dat je hoogbouw zo moet ontwerpen dat het een openbare ruimte oplevert met meerwaarde. Dat gaat dus verder dan de vrij simplistische en een-dimensionale uitleg die gegeven wordt in de reactie-nota (pag. 4), bijvoorbeeld bij het Valleikanaal of de Hoef. Dit zou een vast onderdeel in de beoordeling moeten zijn.
  5. De opmerkingen over hoogbouw als herkenningspunt is irrelevant. Dat mag nooit een reden zijn om hoogbouw neer te zetten. Immers, het doet helemaal niets op maaiveld, waar de stedelijke kwaliteit wordt gecreëerd. Als je nou zorgt voor voldoende kwaliteit, zodat hoogbouw een goede optie is, komt dat herkenningspunt vanzelf. Je kan die toren immers niet camoufleren.
  6. Er wordt (pag. 7 reactienota) gesteld dat er meerdere malen gesteld is dat naar de wijdere omgeving gekeken dient te worden. Als reactie gaat de gemeente vervolgens dit per gebied beschrijven. Daar is op zich niets mis mee, maar dit lijkt een gevalletje “missing the forest for the trees.” Het gaat erom dat dit altijd onderdeel zou moeten zijn van de manier van werken. Verder kijken dan het plangebied en ook beschouwen wat het doet op stedelijke schaal, en bij het bekijken van de gevolgen voor het plangebied, dit samen met bewoners doen.
  • PARKEREN EN MOBILITEIT
  1. Waar het gaat om de reactie op mobiliteit (pag. 5 reactienota), valt op dat de fiets in het geheel niet genoemd wordt. Daarnaast wordt alleen gekeken naar OV-knooppunten om te zien of OV-gebruik kan leiden tot lagere automobiliteit. Waar niet naar wordt gekeken (of hier niet genoemd) is of je door een goede inpassing en locatiekeuze hier niet al iets kan doen. Concreet:B) leidt hoogbouw op een bepaalde locatie tot een toename van fietsverkeer die aanleg van nieuwe, directere fietsverbindingen in de stad opportuun maken?
  2. C) In hoeverre kunnen we door hoogbouw een wijk wandelbaarder en fietsbaarder maken, door specifieke voorzieningen toe te voegen?
  3. A) leidt hoogbouw op een bepaalde locatie tot de mogelijkheid nieuwe OV-verbindingen te creëren of bestaande frequenties te verhogen?
  4. Er lijkt tekstueel sprake (pag. 2 reactienota, pag. 8 hoogbouw-visie) van een gelijkschakeling van bereikbaarheid/ mobiliteit met autobereikbaarheid/ automobiliteit. Laten we wel zijn, hoogbouw creëert geen probleem van bereikbaarheid perse, het creëert een probleem voor autobereikbaarheid. Voor andere soorten bereikbaarheid (bijv. OV) creëert het juist kansen. Dus laten we de problemen ook zo benoemen i.p.v. autobereikbaarheidsproblemen te verstoppen onder de algemene noemer bereikbaarheidsprobleem.
  5. Er is ook nauwelijks sprake van een afweging tussen bereikbaarheid en parkeerbehoefte en de beschikbare woningen en groen, althans deze is te simplistisch. Er is wel sprake van een afweging tussen 4 variabelen:- de mate waarin je daarin bereid bent tegemoet te komen (het creëren van parkeren trekt auto’s aan)- de hoeveelheid ruimte die beschikbaar is
  6. - de mate waarin je bereid bent geld uit te trekken om de impact te verminderen (ondergronds is duurder)
  7. - de doelgroepen voor wie woningen bedoeld zijn en hun autogebruik
  8. Als je dan toch iets moet doen voor auto’s; kan je voor parkeergelegenheid gebruikmaken van overcapaciteit en dubbelgebruik van bestaande locaties (combi met garage bestaande kantoorlocatie bijvoorbeeld)? Pas daarna moet je gaan nadenken over auto ingrepen, waarbij parkeren ten allen tijde inpandig en zoveel mogelijk ondergronds opgelost wordt.
  9. Het plaatje op pagina 7 (hoogbouw-visie) is kul. Plaatje 3 creëert niet de meeste ruimte want de helft is al weg aan parkeerplaatsen. Het laat vooral zien hoe parkeergelegenheid je ruimte opeet als je de hoogte ingaat (bij middelhoog- of hoogbouw).
  10.  
  • SLOTOPMERKINGEN
  1. Bij de opmerkingen over hoogbouw als middel en geen doel (pag. 4 reactienota) is geen kadertje opgenomen met hoe dit tot veranderingen in de nota heeft geleid!
  2. Kosten voor hoogbouw: er wordt internationaal geëxperimenteerd om private partijen meer bij te laten dragen naarmate er meer verdicht of hoger gebouwd wordt. Immers, meer bebouwde m2 levert meer privaat meer geld maar vraagt meer publieke investeringen om tot hoge ruimtelijke kwaliteit te komen. Een mechanisme om die private winsten en publieke kosten met elkaar in evenwicht te brengen zou goed zijn.

Uitbreiding bestuur SGLA

 

 

De algemene ledenvergadering van de SGLA heeft besloten het bestuur van deze vereniging uit te breiden. De SGLA is een samenwerkingsverband van zo’n twintigtal bewonersgroepen en milieuorganisaties die zich bezighouden met de invulling en de kwaliteit van de leefomgeving in Amersfoort en omstreken. Het SGLA-bestuur heeft de afgelopen tijd veel werk verricht – zoals de discussie over de westelijke ontsluiting, de hoogbouwvisie, verschillende nieuwbouwprojecten in de stad, maar ook de kwaliteit van de participatie binnen het openbaar bestuur.

De komende jaren moet de SGLA haar aandacht ook richten op een aantal nieuwe ontwikkelingen of de uitbreiding van bestaand beleid. Te denken valt daarbij aan het parkeerbeleid, de energietransitie, het Deltaplan Wonen en de Omgevingsvisie. Het SGLA-bestuur reageert daarbij op nieuwe ontwikkelingen maar geeft ook ongevraagd advies, voornamelijk bij zaken die haar leden aangaan.

Om alle voorziene taken te kunnen vervullen, is het bestuur van de SGLA uitgebreid met drie leden. Dit zijn Frank Kwanten, Chris Mooiweer en Daan Valkenburg. Alle drie waren op verschillend gebied al actief in onze stad. Hun ervaringen en kennis vormen een welkome, zo niet noodzakelijke aanvulling op het werk van het bestaande bestuur en zijn leden.

Hieronder vindt u een drietal korte bijdragen waarmee de nieuwe bestuursleden van de SGLA zich voorstellen.

Frank Kwanten

Foto copyright Eva Broekema

Ik ben in 2015, door het werk van mijn partner, in Amersfoort komen wonen. De (nabije) natuur, voorzieningen en buurtjes maken Amersfoort tot een heerlijke gemeente en een goede thuishaven voor mijn jonge gezin. Sinds ik in Amersfoort woon, heb ik gezien hoe politici, ambtenaren en bewoners zich bevlogen inzetten voor het bevorderen en het behoud van het woonklimaat. Als ondernemer buiten Amersfoort vind ik het belangrijk om ook een positieve bijdrage te leveren dichtbij huis. Dat kan met de SGLA. In de afgelopen maanden beleefde ik al hoe de SGLA, haar leden en talloze andere bewoners voeding geven aan het debat en het beleid in de stad. Ik geloof dat bij de uitdagingen binnen de gemeente belangen vaak dicht bij elkaar liggen en dat de uitkomst van de discussie die vaak wordt gevoerd beter is indien een probleem van allerlei kanten wordt belicht. Daar zet ik mij de komende tijd vanuit de SGLA voor in.

Daan Valkenburg

De afgelopen maanden liep ik al ‘achter de schermen’ mee in het bestuurswerk van de SGLA. Sinds de laatste algemene ledenvergadering van de SGLA ben ik formeel bestuurslid van de vereniging. Na mijn studies milieumaatschappijwetenschappen en milieurecht, heb ik gewerkt als consultant, bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, bij de gemeente Kampen, een aantal omgevingsdiensten, de provincie Flevoland en nu bij het ingenieurs- en adviesbureau Arcadis. Samen met mijn vrouw Mickey (orthopedagoge) en dochter Fabiënne (3 jaar) woon ik in Hooglanderveen. Mijn hobby’s zijn reizen – vooral Oost-Europa – zeilen en moderne natuurkunde. Van nature werk ik vanuit een inhoudelijke doorgronding naar een oplossing toe. Werkzaamheden waarbij soms gepiekt moet worden, geven mij energie.

Chris Mooiweer

Sinds 4 jaar woon ik met mijn vrouw en zoontje (2) in Kruiskamp. We genieten als gezin met volle teugen van de nabijheid van de terrasjes in de stad, de bossen bij den Treek en als fietser van de klimmetjes op de Heuvelrug. Graag zet ik mij via de SGLA in om de leefbaarheid van Amersfoort verder te bevorderen. Ik ben ervan overtuigd dat met maken van heldere, integrale keuzes, het versterken van het gebruik van feiten in besluitvorming en het op waarde schatten van de inbreng van bewoners in participatietrajecten we ook voor toekomstige bewoners Amersfoort aantrekkelijk kunnen houden. In het dagelijks leven ben ik werkzaam als zelfstandig bedrijfsadviseur. Eerder was ik raadslid en wethouder in de Gemeente Delft en vervulde ik directiefuncties in organisaties die zich op verschillende manieren bezig hielden met innovaties op het gebied van duurzaamheid.

Het totale bestuur van de SGLA bestaat nu uit 7 personen:

Peter de Langen, voorzitter; Raphaël Smit, vicevoorzitter; Mariëtte den Hartog, secretaris;

Geurt Hilhorst, penningmeester; Frank Kwanten, bestuurslid; Daan Valkenburg, bestuurslid;

Chris Mooiweer, bestuurslid

Op de website www.sgla.nl kunt u de actuele informatie volgen.

SGLA reactie vooroverleg Kop van Isselt deelplan 1

Gemeente Amersfoort

Afdeling Stad en Ontwikkeling,

t.a.v. Nicole Ludeking,

Postbus 4000,

3800 EA Amersfoort

p.a. Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Amersfoort, 13 juni 2019

Betreft Reactie in kader vooroverleg op concept-ontwerpbestemmingsplan

Geachte dames, heren,

Hierbij geven wij onze reactie op het concept-ontwerpbestemmingsplan.

In onze reactie willen wij ingaan op:

  1. Relatie met openstaande vragen in het van de kader WOB-procedure
  2. Het ontbreken van een totaal visie op het gebied
  1. Zichtlijnen Koppelpoort, De OLV-toren e.d. in relatie tot de Eem
  2. Relatie met de wijk Jericho
  3. Samenhang met de oude bebouwing en monumentale waarde gebouwen Warner Jenkinson
  4. Visie op de Eem in relatie tot ontwikkelingen in het gebied
  5. Uitwerking samenhang in het gebied.
  1. Milieurichtlijnen
  2. Bodemverontreinigingen
  3. Geluid
  4. Bestemmingen op de Verbeelding
  5. Participatie

Ad 1. Relatie met openstaande vragen WOB

De SGLA heeft op 23 mei een informatieverzoek gedaan met zo nodig een beroep op de WOB. Dat verzoek heeft ook deels betrekking op dit gebied. Wij hebben inmiddels ambtelijk overleg gehad waarbij is toegezegd op korte termijn met schriftelijke informatie te komen. Voor de beoordeling van het concept bestemmingsplan is die informatie essentieel.

Specifiek willen wij antwoord op de volgende vragen:

  1. De achtergronden bij de uitwerking van beleid en het ontwikkelen van criteria rond het bepalen van maatschappelijk vastgoed. Hierbij willen wij inzicht krijgen in welke gebouwen in dit gebied op zeker moment in aanmerking kwamen of komen voor een mogelijke status van maatschappelijk vastgoed en welke criteria daarvoor opgesteld zijn of gaan worden.
  2. Afspraken die gemaakt zijn met grondeigenaren en/of belanghebbenden in het gebied en die van invloed kunnen zijn op de ontwikkelingen in het gebied.
  3. Afspraken die zijn gemaakt of mogelijk worden gemaakt met nu reeds betrokkenen bij het gebied, zoals ontwikkelaars, architecten en/of andere betrokkenen.
  4. Met betrekking tot Warner Jenkinson, Kleine Koppel 39, later te adresseren als: Geldersestraat 6, willen wij informatie over het ontzeggen van een gemeentelijke monumentstatus en over de selectieprocedure voor de herontwikkeling en de criteria voor deze selectieprocedure.

Zonder deze informatie is het niet goed mogelijk een volledig beeld te hebben van de consequenties van dit concept bestemmingsplan voor het gebied.

Ad. 2.    Het ontbreken van een totaal visie op het gebied

Wij missen een totaal visie op het nieuw te ontwikkelen gebied. In onze ogen is het concept bestemmingsplan (deelgebied 1) een postzegelplan zonder een visie op de rest van het gebied. De Kop van Isselt is een gebied waar een grootschalige invulling aan gegeven zal worden. Wil men die ontwikkeling goed laten slagen, dan dient er vóór er een bestemmingsplan wordt gemaakt sprake te zijn van een stedenbouwkundige visie op het gebied én van de uitstraling op de rest van de stad. Wij zijn van mening dat die ontbreekt. Wij worden in onze mening gesterkt door het advies (14-1-2019) en de verslagen (20-11-2017 en 02-07-2018) van de Commissie Ruimtelijke kwaliteit. Wij constateren dat ook de Commissie stevige kritiek heeft op het huidige plan en het ontbreken van een totaal visie.

Om tot een goede stedenbouwkundige invulling te komen is het nodig om een relatie te leggen met:

  1. Zichtlijnen Koppelpoort, De OLV-toren e.d. in relatie tot de Eem

De stad Amersfoort heeft met haar historische binnenstad een unieke waarde. Toeristen die de stad bezoeken komen vooral voor de verborgen parel, die de binnenstad is. Wanneer men dan onder de Koppelpoort doorloopt richting Eemplein moet er een ontwikkeling te zien zijn die een verbinding legt met de historische stad. In het huidige concept bestemmingsplan vinden wij die relatie ontbreken. Wij vinden zelfs dat de bebouwing, 9- en 5 bouwlagen, in de bocht van de Eem afbreuk doet aan de samenhang. Het uitzicht vanaf de Koppelpoort op het gebied, op de rivier de Eem, wordt door deze bebouwing teniet gedaan. Wij pleiten voor een herziening van het plan, waarbij deze hoge bebouwing aan de Eem wordt vervangen door bebouwing die beter past in deze omgeving.

  1. Relatie met de wijk Jericho

De SGLA heeft moeite met de bebouwing van 9 lagen hoog precies tegenover deze wijk. De afronding van deze specifieke wijk aan de Eemzijde verdient een beter uitzicht. Ook vanuit deze wijk bezien, is het beter om eventuele hogere bouw te situeren op een andere plek in het concept bestemmingsplan.

  1. Samenhang met de oude bebouwing en monumentale waarde gebouwen Warner Jenkinson

Onder 1 hebben wij al aangegeven dat meer informatie nodig is om een oordeel te geven over dit onderdeel. Wij schorten ons oordeel op tot wij hierover de informatie hebben verkregen.

  1. Visie op de Eem in relatie tot ontwikkelingen in het gebied

De Stad Amersfoort is ontstaan aan de Eem en heeft ook haar naam aan deze rivier te danken. Veel steden die aan een rivier zijn gelegen, ontwikkelden hun bebouwing rond en in samenhang met die rivier. Zo is ook de binnenstad van Amersfoort ontstaan en heeft de Koppelpoort daaraan die unieke combinatie van land -en waterpoort te danken.

Wij zien helaas een ontwikkeling juist van de rivier áf. De Nieuwe Stad heeft aan de kant van Kleine Koppel geen ontwikkeling naar de Eem toe, maar juist een ontwikkeling naar binnen toe gericht. Wij hebben die ontwikkeling nooit begrepen en daar ook steeds voor gewaarschuwd. Met een hoge wand wordt van de Eem af gebouwd en is de inrichting wéér naar binnen toe gericht. Daar er op deze manier geen recht wordt gedaan aan de beleving van de rivier pleiten wij ervoor het concept bestemmingsplan te herzien en de door ons genoemde stedenbouwkundige elementen daarin mee te nemen.

  1. Uitwerking samenhang in het gebied

Het College van B&W heeft op 9 januari n.a.v. de beantwoording van schriftelijke vragen vanuit de gemeenteraad ook nog het volgende meegegeven:

“Bij de beantwoording van de bovenstaande vragen zijn de essentiële onderwerpen in de herontwikkeling van de Kop van Isselt benoemd.

  1. Verplaatsing ROVA
  2. Sanering van andere hindercontouren.
  3. Een ontwikkelkader dat gedragen wordt door eigenaren en belanghebbenden
  4. Een ontwikkelkader dat de basis biedt om grote investeringen als de verplaatsing van ROVA maar

bijvoorbeeld ook de realisatie van groenstructuren te bekostigen.

  1. Uitwerking op de thema’s mobiliteit (parkeren), bereikbaarheid, duurzaamheid, programma en

voorzieningen kan leiden tot beleidsmatige keuzes ook in relatie tot (financiële) haalbaarheid.

Voor de thema’s bereikbaarheid en mobiliteit (parkeren) geldt dat keuzes op deze thema’s de randvoorwaarden scheppen voor het ontwikkelkader voor de Kop van Isselt.”

Wij zien in het voorliggende concept bestemmingsplan de beantwoording van deze vijf essentiële onderwerpen onvoldoende terug. We verzoeken u dit nader uit te werken.

Ad 3. Milieurichtlijnen

Het concept bestemmingsplan benoemt de ROVA als bedrijf dat door de omgekeerde werking van milieurichtafstanden hinder kan ondervinden van de geplande woningbouw. Er wordt daarbij uitgegaan van het feit dat vooral de component geur bepalend is. Vervolgens gaat men uit van het vertrek van de ROVA, waardoor de geurproblematiek zal zijn opgelost. Wij merken hierbij op dat het vertrek van de ROVA op korte termijn nog niet zeker is. Uit de beantwoording van schriftelijke vragen vanuit de Raad in januari 2019 blijkt:

“De verplaatsing van ROVA is een belangrijke randvoorwaarde voor de ontwikkeling van de Kop van Isselt. Het opstellen van een strategie voor de herontwikkeling van de Kop van Isselt is de volgende stap. De Kop van Isselt maakt onderdeel uit van een zone van ontwikkelprojecten langs de Eem en het spoor. Ook de Wagenwerkplaats en De Nieuwe Stad liggen in deze zone. De thema’s en de uitgangspunten die voor deze hele zone gelden worden ook voor de Kop van Isselt verder uitgewerkt, samen met eigenaren en andere betrokken partijen. De planning van deze uitwerking wordt afgestemd met de planning van andere grote herontwikkelingen in de stad.”

Dit brengt ons tot de volgende vragen:

  • Kan het concept bestemmingsplan worden uitgevoerd als de ROVA nog niet is verplaatst?
  • Wat is de rechtskundige zekerheid t.o.v. de uitwerking van dit bestemminsplan, dat als de ROVA wel wordt verplaatst er niet een dergelijk bedrijf voor terug komt, aangezien de bestemming daarvan nog niet geregeld is? M.a.w. de bestemming van de locatie ROVA verandert op dit moment niet en bij verplaatsing van de ROVA moet er eventueel vergund worden conform de huidige locatie. Hoe denkt u dat op te lossen?
  • Pleit ook de onzekerheid van de verplaatsing van de ROVA niet voor het eerst ontwikkelen van een totaalvisie?

 

Ad 4. Bodemverontreiniging

Voor zover wij het op dit moment kunnen beoordelen, lijkt de bodemverontreiniging goed in kaart gebracht te zijn. We verzoeken u wel om bij de vergunningsprocedure goed inzicht te geven in de uitwerking van de bodemsanering en transparant te zijn naar huidige en toekomstige bewoners toe.

Ad 5. Geluid

In het concept bestemmingplan wordt voorgesteld om zowel voor wegverkeer, als voor industrie een hogere geluidswaarde vast te stellen betreffende de nieuw te bouwen woningen. Er wordt voorgesteld om geen geluid reducerende wegbedekking aan te leggen omdat dit de problemen slechts deels zou wegnemen. De SGLA heeft hiermee grote problemen: enerzijds omdat gewoon het wettelijk regime van kosten/baten gevolgd moet worden. Daarover is niets opgenomen.

Anderzijds omdat wij van mening zijn dat probleemreductie ook wat waard is. Wij verzoeken u te onderbouwen waarom hier niet voor gekozen wordt en wij pleiten toch voor de oplossing om tot een andere wegbedekking over te gaan.

De begrenzing van het (geluid)gezoneerde industrieterrein wordt verlegd. Dat gebeurt royaal, wat netjes is, zeker gezien de verdere ontwikkelplannen in het gebied. Er komt echter een geluidzone – industrie voor terug. Hier kunnen wij niet mee akkoord gaan. Als voor de ontwikkeling woningbouw wordt beoogd , is een toewijzing als geluidzone - industrie ongepast. Wij verzoeken dit aan te passen.

Het bestemmingsplan stelt dat bedrijven geen last zullen hebben van deze aanpassing. Er ontbreekt echter een inventarisatie/lijst van bedrijven en hun geluidproductie. Daardoor blijft het een niet onderbouwde stelling. Wij verzoeken u een betere onderbouwing te geven.

De enige grote lawaaimaker die wordt genoemd is de ROVA. De geluidsproblematiek rondom deze inrichting wil men pas aan de orde stellen wanneer de vergunning van de bouwactiviteiten wordt afgegeven. De SGLA heeft hier moeite mee. De geluidnormering is geen toetsingskader bij de vergunning voor de bouwactiviteiten, dat gaat volledig via het bestemmingsplan. Gevolg is dat er dus woningen komen binnen de (feitelijke) geluidscontour van de ROVA. En aangezien het vertrek van de ROVA én een gewijzigde bestemming van die locatie nog onzeker is, zien wij hierin een ongewenste ontwikkeling.

Ad 6. Bestemmingen op de Verbeelding

Op de Verbeelding is een locatie (in paars) aangegeven met een voorlopige bestemming. In de Toelichting pg. 61 onder 6.2.1.6 Voorlopige bestemmingen worden twee locaties genoemd met een voorlopige bestemming. Het is ons niet helder of dit op de Verbeelding juist is weergegeven.

De SGLA is vanuit het gegeven rechtszekerheid ook geen voorstander van het opnemen van voorlopige bestemmingen in een bestemmingsplan. Wij geven u in overweging hiervoor een andere oplossing te zoeken.

Ad 7. Participatie

Het concept bestemmingsplan wordt niet afzonderlijk in de inspraak gebracht, gekozen is voor model 2 (zie paragraaf 7.3.2 van de toelichting). Er wordt nog wel een inloopavond georganiseerd. De SGLA vindt een dergelijke vorm van inspraak voor dit concept bestemmingsplan onvoldoende. Het gaat om de start van een ontwikkeling voor een groter gebied. Zoals wij in deze reactie betogen, is het gewenst om eerst een totaal visie te ontwikkelen en dan pas te kiezen voor deelinvullingen.

Wij pleiten daarom alsnog voor een bredere vorm van participatie.

 

Tot slot

Wij vinden de ontwikkeling van de kop van Isselt een belangrijke zaak en hebben daarom een brede reactie gegeven. Wij hebben ook kennis genomen van de reactie van de Stichting Vrienden van de Eem (SVE) en delen u graag mede dat wij de inhoud daarvan onderschrijven.

Hoogachtend,

Namens

Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA)

P.L. de Langen                                                                 D. Valkenburg                                  Mariëtte den Hartog

Voorzitter                                                                         Bestuurslid                                       secretaris

Notitie Herontwikkeling Schothorsterlaan 88

Aan Gemeenteraad Amersfoort

Amersfoort, 12 mei 2019

Betreft: Notitie Herontwikkeling Schothorsterlaan 88, ten behoeve van de bespreking op 14 mei 2019

Geachte Raadsleden,

Wij willen u nog eens meenemen in de reden van het aanleggen van Park Schothorst. Dit park is aangelegd ter compensatie van een dichte bebouwing in Amersfoort Noord. Die wijken kregen minder groen in de eigen wijk, maar werden verblijd met een groene long tussen de nieuwbouwwijken. Hiermee werd de ecologische verbindingszone gewaarborgd én kregen bewoners toch de mogelijkheid tot recreatie vlakbij huis.

Het Park heeft bij het ontstaan een oppervlakte van 112,5 hectare. Uitgaande van 50.000 inwoners in de directe omgeving in Amersfoort Noord betekent dit 22,4 m2 groen per inwoner. Richtlijn is 75 m2 per inwoner. Het park voorziet dus slechts voor een deel aan de norm.

Bij de inrichting va het park bestaat 112,5 hectare 74 ha uit openbaar gebied, (inclusief 6 hectare begraafplaats), 21 hectare uit sportvelden, 4 hectare uit volkstuincomplexen en 13,5 hectare uit bebouwing en en terreinen. De inrichting van het RWA terrein is aan condities gebonden, zo lezen wij in de uitgave Stadspark Schothorst van de Dienst Stadsontwikkeling van de Gemeente Amersfoort in 1993, om het zicht op de villa van het landgoed Schothorst zeker te stellen.

Het geeft aan dat Park Schothorst wel een groene long is, maar niet voldoende om aan de norm te voorzien en dus ook hard nodig is voor dit deel van de stad.

De SGLA wil op een aantal punten reageren m.b.t. de herontwikkeling van deze locatie.

  1. Proces
  2. Communicatie/Inspraak
  3. Aantal woningen op deze locatie
  4. Ontsluiting
  5. Precedentwerking

Ad 1. Proces.

In het Raadsbesluit suggereert het College dat reeds sprake is van een definitieve aanwijzing van deze locatie via de Uitwerking Strategie Sociale Woningbouw. Wij zijn van mening dat er in maart 2016 sprake was van een groslijst en locaties in samenspraak met bewoners en belanghebbenden uitgewerkt zouden worden. Wij hebben de toenmalige wethouder nader bevraagd en op 2 juni 2016 een aantal antwoorden gekregen:

“Graag geven wij via deze beantwoording een toelichting geven op de status van de locaties op de lijst.

In zijn algemeenheid willen wij nog graag aangeven dat de inventarisatie als doel had en heeft om te komen tot een lijst met mogelijke kansrijke locaties voor sociale woningbouw. Omdat wij open en transparant willen zijn over deze zoektocht naar locaties en ook om de stad, investeerders en ontwikkelaars uit te nodigen om ‘gemiste’ locaties toe te voegen is gekozen om open te zijn over alle plekken die tot nu toe zijn geïnventariseerd.

Omdat er geen sprake is van concrete planvorming en de inventarisatie globaal is, is er voor deze locaties geen aanleiding om nu met de stad in gesprek te gaan.

Het is een dynamische lijst. De komende tijd zal blijken dat locaties verschillend zijn qua kansrijkheid. Er zullen zeker locaties vervallen omdat (sociale) woningbouw niet haalbaar wordt geacht. Ook zullen er zeker, en dat hopen wij ook, nog nieuwe locaties bij komen, waaraan tot nu toe nog niet gedacht is. Als locaties in volgende stadia van planvorming komen dan zal, zoals gebruikelijk, per locatie worden bekeken hoe de communicatie met omwonenden en belanghebbenden wordt vormgegeven.”

Specifiek over de voorgestelde locatie hebben wij als antwoord gekregen:

-         Schothorsterlaan 88: Hoeveel woningen zijn hier, bij benadering, gepland?

“Dat is nog onbekend. Dat hangt mede af van het soort woningen dat hier gerealiseerd gaat worden: appartementen, rijwoningen, vrijstaande woningen.

Wat wel bekend is dat nieuwe bebouwing binnen het zuidelijke bestemmingsvlak (bruine vlak) gerealiseerd gaat worden. Het noordelijke bruine vlak blijft, net als in het huidige bestemmingsplan, vrij van bebouwing.”

De stelligheid waarmee het College deze locatie nu invult, is naar onze mening, dan ook niet terecht. Ons inziens zou vanuit de groslijst eerst nadere prioritering gewenst zijn en niet elk postzegelplan direct invullen.

Ad 2. Communicatie/Inspraak

Wij zijn verbaasd over de stellige formulering in het Raadsvoorstel. Door de stellige formulering wordt de weerstand automatisch opgeroepen. Enige tijd geleden is juist een speciale avond belegd over een betere vorm van inspraak en participatie. Samenwerking, bijvoorbeeld via samenwerkingstafels en een open proces, waren daarbij veel gehoorde oproepen. Waarom wordt niet geleerd van eerdere processen, vragen wij ons af. Juist op zo’n gevoelige locatie is samenwerking vanaf het begin gewenst. Wij vragen de Raad dit te herstellen.

Ad 3. Aantal woningen op deze locatie

Wij vinden het aantal voorgestelde woningen ongewenst. De toelichting in het raadsvoorstel zegt dat dit aantal gewenst is om eengezinswoningen in de nabijgelegen wijk vrij te spelen. Een opmerking die niet onderbouwd wordt. Wij vragen u: Hoe dan??

In de inleiding wezen wij u al op het belang van Park Schothorst voor de wijken in Amersfoort Noord. Een groene long voor inmiddels ruim 50.000 inwoners in Noord. Wanneer we kijken naar de Groenvisie en het onlangs afgesloten Deelakkoord Samen Duurzaam, waarin staat “We bewaken het groen in de wijken en in de groene omzoming van de stad door het behoud van het groen in Hoogland-West, de groengordel Soesterkwartier, Elisabeth Groen, Stoutenburg-Noord, Vathorst-Noord en ook in de parken in de wijken” lijkt ons een een dergelijke zware bebouwing in strijd met deze uitgangspunten.

Wij verzoeken u dan ook het aantal én de wijze van bebouwing (gestapeld) nu niet vast te leggen en een open proces met de betrokken bewoners en belanghebbenden aan te gaan.

Ad 4. De Ontsluiting

In het raadsvoorstel worden 2 mogelijkheden tot ontsluiting genoemd. Duidelijk is ook dat beide mogelijkheden grote nadelen kennen. Het grootste nadeel is natuurlijk op zo’n locatie een wijk(je) ontwikkelen van 60 woningen waarbij het autobezit nog steeds uitgangspunt is. Als er al woningen moeten komen, dan zou het van vernieuwing en duurzaamheid getuigen om hier een autovrije wijk van te maken. Dan zijn ook de problemen met de ontsluiting direct opgelost.

Ad 5 Precedentwerking

Wij vrezen voor precedentwerking, als deze locatie wordt ontwikkeld. Het is verleidelijk om na het ontwikkelen van dit deel, ook andere delen van het Park Schothorst aan de randen tegen de wijken aan, te gaan ontwikkelen. Wat gebeurt er als andere locaties met een maatschappelijke bestemming vrijkomen in het park? Denk b.v. aan locaties waar nu sportieve activiteiten plaats vinden? Komen deze dan ook in aanmerking voor woningbouw? Een ontwikkeling die ons zorgen baart.

Alles overziende verzoeken wij de Gemeenteraad het voorstel te herzien.

Namens

Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort

Peter de Langen, voorzitter