Inspraak verordening gemeente Amersfoort

Verordening

De raad van de gemeente Amersfoort;

Reg.nr. 3037192

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 maart 209 sector DIA/FJD ( nr. 3047480);

overwegende dat het gewenst is regels te stellen over de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden worden betrokken bij beleidsvorming;

gelet op de artikelen 147 en 150 van de Gemeentewet en op de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN. Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

De verordening verstaat onder:

a. beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

b. inspraak: het bieden van de formele mogelijkheid aan ingezetenen en belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken;

c. inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

d. participatie: het in een zo vroeg mogelijk stadium betrekken van doelgroepen (burgers, instellingen, bedrijven, en dergelijke) bij beleidsvoorbereiding, -vaststelling, - uitvoering of -evaluatie;

e. randvoorwaarden: aan de participatie ten grondslag liggende feiten, waarop het bestuursorgaan geen invloed heeft dan wel door het bestuursorgaan aan participatie gestelde kaders.

Artikel 2.Onderwerp van participatie of inspraak.

1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of participatie en /of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van beleid van de gemeente.

2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

3037192 - Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009, Pagina van 8

3. Geen participatie of inspraak wordt verleend:

a. ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

b. indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

c. indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

d. inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

e. indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie of inspraak niet kan worden afgewacht;

f. indien het belang van participatie of inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

g. indien bij of krachtens wettelijk voorschrift is bepaald dat een besluit wordt voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

4. In afwijking van het bepaalde in lid 3, sub g kan het bestuursorgaan besluiten wel participatie en/of inspraak te verlenen ter aanvulling van de voorbereiding met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3. Participatie- of inspraakgerechtigden.

1. Inspraak wordt verleend aan belanghebbenden en ingezetenen van de gemeente Amersfoort.

2. Bij participatie kunnen in ieder geval belanghebbenden en ingezetenen van de gemeente Amersfoort worden betrokken.

HOOFDSTUK 2. PARTICIPATIEPROCEDURE.

Artikel 4. Participatieprocedure.

  1. Het bestuursorgaan stelt voor elk onderwerp waarop participatie wordt verleend een procedure vast. Het bestuursorgaan maakt een gemotiveerde keuze uit de participatiecategorieën: raadpleging, advisering of coproductie.

  2. De participatieprocedure bevat ten minste:
    a. een omschrijving van het onderwerp van participatie, zoals bedoeld in artikel 2;
    b. een aanduiding van de kring van belanghebbenden, zoals bedoeld in artikel 3;
    c. de vermelding van de ambtelijke en bestuurlijke portefeuillehouder van de participatie. d. de rol van raad en college

  3. In aanvulling op het tweede lid bevat deze procedure voor zover mogelijk: a. de randvoorwaarden, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e;
    b. de wijze van vormgeving van het participatieproces;
    c. een tijdpad met termijnstelling;

    d. een communicatieparagraaf;

3037192 - Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009,

  1. 8

e. een financiële paragraaf.

4. De in het tweede en derde lid genoemde onderdelen worden opgenomen in communicatieparagraaf als onderdeel van het plan van aanpak van het desbetreffende project.

  1. Het bestuursorgaan kan de procedure wijzigen in die gevallen waarin de vaststelling van het beleidsvoornemen zulks vereist. Het bestuursorgaan geeft hiervan overeenkomstig het gestelde in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht schriftelijk kennis.

Artikel 5. Voorbereiding participatie.

1. Het bestuursorgaan informeert voorafgaand aan de participatie belanghebbenden hierover Volstaan kan worden met vermelding van de zakelijke inhoud.

2. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de kring van belanghebbenden voldoende tijd en informatie krijgt voor een goede voorbereiding.

Artikel 6. Verslaglegging participatie.

  1. Het bestuursorgaan draagt zorg voor verslaglegging van de in het kader van participatie gehouden bijeenkomsten.

  2. Deze verslagen worden aan alle deelnemers bij de in het eerste lid bedoelde bijeenkomsten beschikbaar gesteld.

  3. Een weergave van het resultaat van participatie maakt deel uit van het voorstel dat ter besluitvorming aan het bestuursorgaan wordt aangeboden.

HOOFDSTUK 3. INSPRAAKPROCEDURE. Artikel 7. Inspraakprocedure.

1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 8. Verslaglegging inspraak.

1. Ter afronding van de inspraak stelt het bestuursorgaan een eindverslag op. 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

a. een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

b. een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

c. een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

3037192 - Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009, Pagina van 8

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN. Artikel 9. Inwerkingtreding.

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

2. De Inspraakverordening gemeente Amersfoort 2003 wordt ingetrokken met ingang van de dag dat deze verordening in werking treedt.

Artikel 11. Overgangsbepaling.

Tot 1 januari 2010 is deze verordening niet van toepassing op beleidsvoornemens en estuursbesluiten, waarvan de voorbereiding al was aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, met dien verstande dat de Inspraakverordening gemeente Amersfoort 2003 voor zover daarop reeds van toepassing, daarop van toepassing blijft.

Artikel 12. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van .
De griffier, De voorzitter,

PUBLICA TIEDA TUM

3037192 - Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009, Pagina van 8

Artikelsgewijze toelichting Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009

Hoofdstuk 1. Algemeen

Aangesloten is bij de modelinspraakverordening van de VNG. Daarnaast krijgt participatie een formele plaats binnen de beleidsvorming.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Inspraak en participatie:
Er zijn veel omschrijvingen mogelijk voor de wijze waarop belanghebbenden betrokken kunnen worden bij de totstandkoming van beleid: informatie, communicatie, inspraak, interactieve beleidsvorming etc. Omwille van eenduidigheid is gekozen voor de termen inspraak en participatie.

a. Inspraak

Bij de in dit artikel opgenomen formulering van het begrip inspraak is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het beleid van de gemeente en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet “eenzijdig” gedefinieerd, dat wil zeggen dat geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen.
De toevoeging ‘formele’ in de omschrijving is opgenomen om de inspraak als bedoeld in de verordening te onderscheiden van meer informele, niet geformaliseerde, reacties op beleidsvoorbereiding zoals ingezonden brieven.

b. Participatie

De formulering van het begrip participatie sluit aan bij de ‘Nota participatie en inspraak in Amersfoort’. Met deze nota heeft de gemeente het participatiebeleid vastgesteld, dat beoogt een aanvulling te geven op de inspraak. De participant krijgt in een eerder stadium dan bij inspraak de gelegenheid invloed uit te oefenen op de beleidsontwikkeling van de gemeente.

c. Inspraakprocedure

De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is afdeling 3.4 van toepassing verklaard op de inspraak bij provincies en gemeenten. In artikel 7, eerste lid van deze verordening is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. Artikel 7, tweede lid van deze verordening geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

d. Beleidsvoornemen

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid van de Awb. Het omvat in elk geval gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders en de burgermeester.

3037192 - Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009, Pagina van 8

e. Randvoorwaarden:

Dit begrip is bedoeld om de ruimte voor inspraak of participatie af te bakenen, om bijvoorbeeld te voorkomen dat deze zich richt op onderdelen waarover het bestuursorgaan geen beslissingsbevoegdheid heeft of waarover het bestuursorgaan reeds heeft besloten. De Nota Participatie en inspraak in Amersfoort geeft door middel van een schematische analyse (afwegingsinstrument)van de randvoorwaarden binnen het te ontwikkelen beleid en de organisatie richting aan de mate van openheid en interactie in het beleidsproces.

Artikel 2 Onderwerp van participatie of inspraak.

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of participatie of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van beleid van de gemeente. Elk bestuursorgaan kan zijn eigen beleidsvoornemens, op elk terrein, aan participatie of inspraak onderwerpen. Uitgangspunt is dat voor particpatie en inspraak bij beleidsvorming op alle terreinen van gemeentelijk bestuur, altijd een gemotiveerde afweging wordt gemaakt.

In de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer 1999-2000, 27 023, nummer 3, bladzijde 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld.

Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen, is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan nu bijvoorbeeld bij:
a. de voorbereiding van een ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing (artikel 7 van de Wet stedelijke vernieuwing);

b. de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid van de Wet Milieubeheer (WM));
c. de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 van de WM (artikel 10.26, tweede lid van de WM);
d. de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42);
f. de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a. en b. van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).

In het derde lid is opgenomen wanneer geen participatie of inspraak wordt verleend.

In het vierde lid is bepaald dat van de hoofdregel van het derde lid, sub g, kan worden afgeweken. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het verlenen van extra participatie en/of inspraak bij bepaalde grootschalige en/of ingrijpende nieuwe planologische ontwikkelingen (zoals bedoeld in de notitie Rol van de Raad in RO-procedures d.d. 10 februari 2009).

Artikel 3. Participatie- of inspraakgerechtigden.

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden “in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen” vervangen door “belanghebbenden”. Het begrip “belanghebbende” is in artikel 1:2 van de Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.

De kring van personen die bij participatie kan worden betrokken is ruimer gesteld. De kring van betrokken zal onder meer afhankelijk zijn van het gekozen participatieniveau.

3037192 - Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009, Pagina van 8

Dit artikel legt de verantwoordelijkheid voor de keuze van de bij participatie of inspraak te betrekken personen neer bij het bestuursorgaan: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester, afhankelijk van de bevoegdheid over het betreffende onderwerp. Vanwege het open karakter van dit artikel vraagt dit in concrete gevallen om een bewuste afweging, rekening houdend met onder andere aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp.

Hoofdstuk 2. Participatieprocedure.

Artikel 4. Participatieprocedure.

Ondanks het open en flexibele karakter van participatie dient omwille van de duidelijkheid hiervoor ook een procedure te worden opgesteld. Deze dient in ieder geval object, belanghebbenden en bestuurlijke vraag aan te geven en voor zover in de fase van gedachtevorming al mogelijk is de overige elementen, zoals bedoeld in het derde lid. Naarmate er aan meer randvoorwaarden voor participatie is voldaan ontstaat er meer ruimte voor participatie van buitenaf.

In de Nota Participatie en inspraak in Amersfoort zijn drie niveaus voor participatie omschreven op basis waarvan het mogelijk is een (of meer) standaardprocedure(s) te ontwikkelen die wanneer nodig kan (kunnen) worden ingezet:

1. Raadplegen
Er is ruimte voor om meningen en opvattingen te laten horen

2.Adviseren
Er is gelegenheid om oplossingen aan te dragen. De mening van de participanten speelt een grote rol bij de ontwikkeling van beleid en projecten

3. Coproduceren
Alle betrokkenen hebben samen de touwtjes in handen. De partijen zoeken samen met de gemeente naar oplossingen.

In de participatie procedure wordt aangegeven welke rol de verschillende bestuursorganen hebben in de procedure. Dit kan van belang zijn indien inspreken onder regie van de raad plaatsvindt maar het college wel de organisatie op zich neemt

Artikel 5. Voorbereiding participatie.

In dit artikel zijn enkele richtlijnen ten aanzien van de voorbereiding opgenomen. Voor participatie is geen minimale voorbereidingstijd opgenomen, teneinde de flexibiliteit van participatie niet te beperken. Afhankelijk van het onderwerp dient in concrete gevallen bepaald te worden wat voldoende voorbereidingstijd is.

Artikel 6. Verslaglegging van participatie.

De verslaglegging van de resultaten van het participatieproces is uitermate belangrijk. Van de te houden bijeenkomsten zal, indien mogelijk, een verslag gemaakt moeten worden. De verslaglegging is afhankelijk van het gekozen traject: zo zal de uitkomst van een workshop vaak niet in een schriftelijk verslag vast te leggen zijn. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Het is aan te bevelen om tijdens het proces al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen. In het uiteindelijke voorstel aan de gemeenteraad zal de inbreng van het participatieproces een duidelijke plek moeten krijgen.

Hoofdstuk 3. Inspraakprocedure.

Artikel 7. Inspraakprocedure

In het eerste lid is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikelen 3:11 tot en met 3:17 van de Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking

3037192 - Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009, Pagina van 8

van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast. Het is mogelijk een (of meer) standaardprocedure(s) te ontwikkelen die wanneer nodig kan (kunnen) worden ingezet. Het kan zijn dat bijvoorbeeld de genoemde termijn van zes weken door het bestuursorgaan te lang of te kort wordt bevonden. Deze termijn kan bij besluit van het bestuursorgaan op grond van het tweede lid aangepast worden. Op de bekendmaking van dit besluit wordt artikel 3.42 van de Awb van toepassing verklaard, indien het besluit niet tot één of meerdere belanghebbenden is gericht.

Ook kan de inspraakprocedure worden aangepast als dat nodig is gelet op de een vakantieperiode. Verder kan worden bepaald dat het bestuursorgaan bepaalde faciliteiten, zoals bedoeld in het raadsbesluit van 19 februari 2004, beschikbaar stelt aan de inspraakgerechtigden.

Artikel 8. Verslaglegging inspraak.

In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 van de Awb, waarin slechts wordt bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Onder het in het tweede lid, onderdeel a., genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 van de Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.? Onderdeel b. betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. Onder c. wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Bekendmaking van de resultaten van de inspraak is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingenArtikel 9. Inwerkingtreding.

Geen nadere toelichting.

Artikel 10. Intrekking oude verordening.

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 11. Overgangsbepaling.

Geen nadere toelichting.

Artikel 12. Citeertitel.

Geen nadere toelichting

3037192 - Inspraak- en participatieverordening Amersfoort 2009,