Aan: Provincie Utrecht,
t.a.v. de Centrale Procedure Kamer,
Amersfoort, 10 november 2004
Onderwerp: Bedenkingen tegen Ontwerpbesluit vergunning wet Milieubeheer Smink Afvalverwerking BV te Hoogland
Geacht college,
De vereniging Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA) kan zich niet vinden in het ontwerpbesluit voor de vergunningverlening aan de firma Smink Afvalverwerkingsbedrijf te Hoogland. Bij dit ontwerpbesluit (vergunningverlening) gaan wij alleen in op zaken die betrekking hebben op de baggerstort, omdat dit nieuw is in dit ontwerpbesluit en een relatie heeft met het door ons ingestelde beroep bij de Raad van State inzake de gedeeltelijke goedkeuring van het bestemmingsplan “Baggerspeciedepot Zevenhuizen 2003” Ons beroep richt zich tegen het aanwijzingsbesluit en de door de provincie Utrecht opgelegde bestemmingsplancriteria en de nut- en noodzaakdiscussie c.q. zoektocht naar alternatieven.
Nut en noodzaak
De procedure die een baggerstort mogelijk moet maken is gebaseerd op het provinciaal zelfvoorzieningsprincipe zoals dat tot mei 2002 verplicht was. Op basis van dit principe is de Tweede partiele Herziening van het Streekplan tot stand gekomen en dit heeft de provincie aangewend om tot een aanwijzing te kunnen komen. Deze regeling is zoals opgemerkt sinds mei 2002 niet meer van kracht.
Uit het MMG-Advies, april 2004 “Eindrapport Marktverkenning Alternatieven Baggerberging Zevenhuizen Fase I” (MMG-rapport) opgesteld in opdracht van provincie en gemeente, blijkt dat de ‘nut en noodzaak’ discussie door het verlaten van het provinciaal zelfvoorzieningsprincipe in een ander daglicht is komen te staan. De provinciale baggerproblematiek is daarmee van een andere orde geworden, dan de provincie ons zelfs nu nog wil doen geloven. Uit het rapport blijkt duidelijk dat er een vorm van marktwerking mogelijk is geworden, die voor die tijd op die manier niet bestond.. Verder blijkt uit het rapport dat de benodigde stortcapaciteit naar beneden dient te worden bijgesteld. Wat in dit kader ook naar voren komt is dat baggeraanbieders een voorkeur hebben voor aanvoer over water i.p.v. per as. Uit het MMG-rapport blijkt dat provinciale baggeraanbieders zich zelfs nog niet willen uitspreken waar en wanneer zij hun baggerspecie gaan aanbieden en zich hier heel terughoudend opstellen. Dit MMG-rapport en de discussie mede als gevolg van het laten vervallen van de provinciale zelfvoorziening is niet terug te vinden in de toelichting op dit ontwerp-besluit. De provincie hanteert nog steeds de eerder door haar genoemde stortcapaciteit van 7 miljoen, waarvoor zij een oplossing moet zoeken, ook als het gaat om samenwerking met het Rijk. Hoewel het rapport mede door de provincie is gevraagd, doet zij dus niets met de uitkomsten ervan.
In de toelichting op het ontwerpbesluit van de ontwerpvergunning staat dat in het MER de informatie over het baggeraanbod nog altijd geldig is. De provincie zegt daar niet bij, dat de MER van sept 2003 is. Het MMG-rapport is van april 2004. Wat zij schrijft is correct, maar onvolledig. De provincie ontkent hiermee het MMG-rapport en daarmee dat het beeld t.a.v. de baggercapaciteit genuanceerder is dan de provincie aangeeft in de toelichting bij deze ontwerpbeschikking. De enige verwijzing in het ontwerpbesluit naar de consequentie van het wegvallen van de provinciale grenzen is het feit dat de provincie opmerkt en regelt in de vergunning dat in principe ook baggerspecie van buiten de provincie Utrecht verwerkt kan worden. Mocht er dus minder provinciaal bagger komen, hetgeen het MMG-rapport niet uitsluit dan kunnen ook anderen van buiten de provincie hier bij Smink storten. Het storten van 2 miljoen m3 bagger lijkt hiermee in ieder geval gered!
De provincie zegt een probleem van 7 miljoen m3 bagger te hebben, terwijl dit probleem op die manier niet meer gedefinieerd mag worden. Daarbij komt dat de provincie baggeraanbieders uit de eigen provincie niet kan verplichten bij Smink te storten. Dus wiens probleem wordt met deze vergunningverlening nu feitelijk opgelost?
Zoeken naar alternatieve verwerking
Het is natuurlijk heel frustrerend dat de provincie regelmatig zegt te willen zoeken naar alternatieven, maar en in het belang hiervan niet eens de baggercapaciteit naar beneden wil bijstellen. Nog frustrerender is dat in het ontwerpbesluit ook rekening wordt gehouden met stort van buiten de provincie (toegestaan als … enz. Waarom worden in het kader van de zoektocht naar alternatieven deze aspecten niet meegenomen?
De provincie zet de deur naar derden wijd open, terwijl de provincie toch nadrukkelijk heeft gezegd, dat als er een oplossing was voor 7 miljoen m3 de locatie Zevenhuizen niet nodig was. Een deel van deze 7 miljoen mag gestort worden in Rijksdepots. Wat overblijft moet in Zevenhuizen gestort worden. De overblijvende capaciteit naar beneden bijstellen en hierover de discussie aangaan is helaas uitgebleven. Voor wie het depot nu werkelijk aangelegd gaat worden, wordt niet duidelijk gemaakt. De haast waarmee de hele procedure is omgeven om een baggerstort nabij een woonwijk te realiseren, terwijl ook het belang van het zoeken naar alternatieven wordt gepredikt staat haaks op elkaar. Het kunnen benutten van dit baggerspecie depot wordt beter en met meer verve uitgewerkt dan het zichtbaar maken van het zoeken naar alternatieven. De provincie lijkt vergeten, dat haar inzet vooral is voortgekomen uit haar toentertijd wettelijke provinciale taakstelling. Met deze verandering komt een heel scenario dat de provincie heeft opgebouwd over het nut, maar vooral de noodzaak voor de aanleg van Zevenhuizen ter discussie te staan, alleen voert de provincie deze discussie niet. De provincie probeert goede sier te maken door standaard te melden dat zij (mee)zoekt naar alternatieve verwerking en bezweert ons en anderen dat zij hiermee doorgaat totdat beslissingen onherroepelijk zijn geworden. Het enige dat wij hiervan merken, is dat niet verzuimd wordt deze zin in alle stukken te herhalen. Wat wij zien is dat de provincie reuze veel tijd en energie steekt in het zetten van stappen die leiden tot het realiseren van een baggerstort in Zevenhuizen. Dergelijke zichtbaarheden worden niet zichtbaar gemaakt als het om het zoeken of naar en van alternatieven gaat. Zelfs het MMG-rapport is geen reden om zich terughoudender op te stellen. De zoektocht naar alternatieven lijkt vooral te zitten in het opstellen van verschillende inrichtingsplannen van een baggerstort.
Met verwijzing naar het MMG-rapport en hangende ons beroep bij de Raad van State vinden wij het nu verlenen van een milieuvergunning veel te voorbarig en frustreert een werkelijke zoektocht naar alternatieven.
Inrichting
In de vergunning wordt gekozen voor de inrichting van de zogenaamde voorkeursvariant (VA) en niet voor de MMA (het meest milieuvriendelijke alternatief). Gesteld wordt dat ook de voorkeursvariant aan de gestelde milieunormen kan voldoen. Bij de Voorkeursvariant is de ruimtelijke ordening in relatie tot Vathorst als belangrijk punt meegenomen. Op zich sympathiek dat ook dit aspect aandacht krijgt, alleen bij een dergelijk grootschalige ontwikkeling dient het milieu, dat toch al onder druk staat, het zwaarst te wegen.
Wij betreuren het verder in hoge mate dat er over deze inrichtingskeuze die voor Amersfoort van groot belang is geen open debat in de raad heeft plaatsgevonden.
Inrichtingskeuze SGLA
Voor wat betreft de inrichtingskeuzes kan de SGLA kort zijn. Wij vinden dat er in dit geval maar één keus is en dat is te kiezen voor het Meest Milieuvriendelijke Alternatief. Onze weerstand tegen de komst van de bagger is gebaseerd op de milieubelasting in het algemeen en die naar de wijk Vathorst in het bijzonder
Meest Milieuvriendelijke Alternatief
Het feit dat op verschillende milieuhygiënische aspecten dit alternatief beter scoort, is gezien de omvang van de milieuproblematiek die hier aan de orde is, voor ons doorslaggevend. Hiervoor dient gekozen te worden.
Voorkeursalternatief (VA)
Het punt dat deze variant meer capaciteit heeft en dit als pre gezien wordt, is vooral een economisch aspect. Een goede landschappelijke inpassing is ook van belang. Maar wat opvalt in dit alternatief, is dat er uiteraard wel voldaan wordt aan de gestelde milieueisen, maar deze nergens in de vergelijking op zelfs maar een onderdeel gunstiger afsteken. Zoals bij deze variant gezegd wordt, dat uiteraard aan de milieu normen voldaan zal worden, geldt evenzeer de landschappelijke inpassing. Die vindt trouwens pas plaats na ca 10 jaar. De discussie die ooit gevoerd is over de landschappelijke inpassing van de afvalberg is door een vergroting hiervan volledig achterhaald, m.a.w. wij vinden niet dat dat aspect doorslaggevend mag zijn, want ook voor dat onderdeel geldt dat er over ca 10 jaar een afwerkingsplan moet worden ingediend.
De SGLA vindt dat gekozen had dienen te worden voor het Meest Milieuvriendelijke Alternatief en niet voor het Voorkeursalternatief.
Vergunningsduur
De vergunning wordt voor 10 jaar verleend. Dit sluit aan bij de termijn die is genoemd voor de provinciale baggerproblematiek. Wij zijn van mening dat waar sprake zou zijn van een dergelijke nut en noodzaak er geen twijfel hoeft te bestaan, dat deze stort over tien jaar vol is. Wij kunnen ons daarom niet vinden in voorschrift 16.6 dat geen eindtermijn opneemt, maar alleen maar spreekt over “als de put vol” is. Wij vinden dat als de stort er komt er een eind tijd in de vergunning moet worden opgenomen voor wat betreft de eindafwerking. Nu beperkt voorschrift 16.6 zich tot het maken van een eindafwerkingsplan dat uiterlijk een jaar voordat het depot vol is moet worden ingediend. Dat is een heel rekbaar gegeven. Wij zijn van mening dat gesteld kan worden dat uiterlijk na 9 jaar of zoveel eerder er een eindafwerkingsplan ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten moet worden voorgelegd en dat na 10 jaar de stort gesloten wordt.
Ten slotte
- Wij verzoeken u bij de zoektocht naar alternatieven tenminste de nut en noodzaak discussie n.a.v het MMG-rapport openlijk met de gemeenteraad te voeren.
- Wij zijn van mening dat het MMG-rapport onvoldoende plaats heeft gekregen in het ontwerp-besluit.
- Wij vinden vanuit de zorg om het milieu dat gekozen dient te worden voor het MMA
- Het door GUS ingediende bezwaar dient hier als herhaald en ingevoegd te worden beschouwd.
- Wij verzoeken u voorlopig van vergunningverlening af te zien, zeker zolang het bestemmingsplan “Baggerspeciedepot Zevenhuizen 2003” nog niet onherroepelijk geworden is.
Namens de Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA)
P.L. de Langen, voorzitter
R. Norp-Kruiderink, vice-voorzitter