reactie op advies Stichting Advisering Bestuursrechtspraak inzake Amersfoort, Centraal Stadsgebied-Noord
Aan de Voorzitter van de Raad van State
Amersfoort, 20-6-2002
Onderwerp:
reactie op advies Stichting Advisering Bestuursrechtspraak
inzake Amersfoort, Centraal Stadsgebied-Noord
nummer 200101165/1/R2
Geachte voorzitter,
Graag maakt de SGLA (Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort) gebruik van de mogelijkheid te reageren op het advies zoals uitgebracht door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (kenmerk StAB/35435/H) op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De SGLA wil ingaan op de volgende punten:
1. Financiële haalbaarheid
2. Meursingterrein
3. Pieter Pijpersstraat
4. Verkeer
5. Dichtheid bebouwing
Ad 1 Financiële haalbaarheid
In het advies wordt opgemerkt dat Gedeputeerde Staten constateren dat door verschillende maatregelen, waaronder de privatisering van het Eemkwartier (CSG Eemkwartier BV), de financiële risico’s zijn verminderd. Dit bestrijden we niet.
De opmerking van de provincie, dat het hier gaat om privatisering betekent niet, dat de gemeente hierin geen partij meer is, en daarmee geen financiële risico’s kan lopen.
De gemeente neemt als private partij voor 50% deel in deze onderneming. Uit het feit dat B&W onlangs besloten hebben de ontwikkeling van het Regelcentrum verder in de tijd te plannen, geeft aan dat de exploitatie een probleem is.
Welke gevolgen dit voor het totale Regelcentrum heeft is op dit moment onbekend. Of de plannen economisch uitvoerbaar zijn/blijven eveneens.
Het geeft aan dat de door ons ingebrachte bedenkingen terecht zijn.
De gevolgen van deze financiële haalbaarheid raken ook de omgeving, zowel bij de tot standkoming van dit bestemmingsplan, als straks bij de uitwerking.
Het is een slechte zaak, dat in de nabijheid van een historisch belangrijk monument NIET zuiver stedenbouwkundige uitgangspunten bepalend zijn, maar te hoog gegrepen verwachtingen, de ruimtelijke mogelijkheden hebben bepaald.
De vraag is of de ruimtelijke planning van een Rijksmonument zo afhankelijk mag worden gemaakt van zo’n onzekere exploitatie.
Ad 2 Meursingterrein
De ongenummerde pagina tussen pagina 02 en 03 van het International Consultation for The ROB/RdMz Knowledge Institute (stuk 6 I) geeft een impressie van het gebied rondom de oude Koppelpoort van bovenaf gezien. Op de foto van deze maquette is feilloos te zien wat het inachtnemen van afstand en bouwhoogte doet met een monument als de Koppelpoort. De ruimtelijke inrichting aan de oostzijde van de Koppelpoort respecteert het monument in zijn uitstraling en allure, in tegenstelling tot de door dit bestemmingsplan toegestane massaliteit en dominantie, zoals op de maquette zichtbaar gemaakt.
Door ons is steeds gevraagd de oostkant als voorbeeld te nemen.
Niet het oude monument is uitgangspunt geweest voor de totstandkoming van dit bouwprogramma, maar economische belangen om een exploitatie rond te krijgen (zie hiervoor). Dit heeft geleid tot het steeds verder vergroten van aantal te bouwen m2 vloeroppervlak. De keuze voor deze oplossing betekent dat op een andere manier rekening gehouden moet worden met het oude monument: architectuur en materiaalkeus.
Als zelfs een ontwerp met zoveel glas (maximale transparantie) de dominantie niet kan wegnemen, dan is dit het bewijs dat er ruimtelijk iets niet in orde is. Het kiezen van een gerenommeerde architect of voor een architectonisch hoogstandje kan een wezenlijke fout niet wegnemen. Met woorden valt dit te camoufleren, de werkelijkheid spreekt zijn eigen taal.
Hoewel de adviseur zegt te moeten toegeven dat de toegestane bouwhoogten ten opzichte van de Koppelpoort, vooral in zijn ruimtelijke uitstraling sterk zou kunnen domineren (de kern van ons bezwaar!), stelt zij tegelijk vast dat bij de planontwikkeling wel degelijk rekening is gehouden met de ligging nabij de Koppelpoort. Zij wijst hierbij naar ‘mooie woorden’ en uitspraken als bijvoorbeeld: ‘groot gewicht toekennen aan’, enz.., zaken die elke concreet gevolg missen.
De adviseur verzuimt na te gaan of het bestemmingsplan wel regels bevat, waardoor dit uitgangspunt ook inhoud kan krijgen. Verzuimd wordt ook na te gaan of het verwijzen naar de planvoorschriften waarin is bepaald, dat bij de invulling van dit terrein grote zorg dient te worden besteed aan de relatie met het beschermde stadsgezicht , waartoe ook de Koppelpoort behoort, ons bezwaar kan worden weggenomen. Wat moet je anders met deze verwijzing? Welke zorg kan deze dominantie wegnemen?
Laten bloeden, maar bepalen dat er wel zorg moet zijn (voor verband en pleisters?), zien wij niet als effectief. Hier dienen concrete wijzigingen in de voorschriften en op de plankaart te komen om een planologische dominantie te voorkomen. Iedereen kan zien, dat de toekomstige invulling van het gebied de Koppelpoort sterk gaat domineren!
Het is jammer dat de adviseur die duidelijk laat blijken onze zorg te delen, niet die zorg wegneemt door aanpassingen van het plan voor te stellen, door de afstand tot de bebouwing te vergroten en de toegestane bouwhoogte te verlagen of voor te stellen op dit onderdeel goedkeuring te onthouden.
Wij blijven van mening dat er geen respect en zorg tot uitdrukking wordt gebracht in het toegestane ruimtelijke programma (van 20 m nokhoogte op een afstand van slechts 40 m).
N.b. De zichtlijn op de Koppelpoort vanaf het water is opgenomen, toen de spoorbrug voor de Koppelpoort niet de garantie bleek om het zicht op de Koppelpoort te garanderen.. Door allerhande plannen met en bij het spoor, was een van de opties om de spoorbrug ‘op te tillen’ en om geluidsschermen te plaatsen. Hierdoor zou het zicht op de Koppelpoort volledig verloren gaan. Dit is voorkomen door het zicht op de Koppelpoort via het vaststellen van deze zichtlijn op de plankaart vast te leggen.
Respect tonen kan dus wel degelijk in een ruimtelijk plan geregeld worden.
Ad 3 Pieter Pijpersstraat
Ons bezwaar voor wat betreft de woningen aan de Pieter Pijpersstraat richt zich op het negeren van eerder verkregen maatschappelijk draagvlak voor herinrichting. Met dit plan wordt hier van afgeweken zonder dat dit echt noodzakelijk is. Het maatschappelijk draagvlak respecteren door het plan aan te passen zou niet leiden tot een onverantwoord stedenbouwkundig concept.
Vorm geven aan de samenleving is een complex samenspel waarin maatschappelijk draagvlak een rol dient te spelen uit oogpunt van politieke legitimiteit. De vraag zou niet moeten zijn of derden iets niet onaanvaardbaar vinden, maar of een oplossing die door de zittende bewoner/belanghebbende/getroffene wordt aanvaard, terwijl al zo diep in zijn woonomgeving wordt ingegrepen, teniet mag worden gedaan. Bewoners hebben zich zeer redelijk getoond, zij vragen slechts een gunstiger bezonning en geen dakterrassen die hun privacy aantasten. Het gaat om 8 woningen op een totaal van meer dan 800!
Ad 4 Verkeer
De adviseur stelt dat, omdat het Coördinatieplan het toetsingskader vormt voor de uitvoering van de verkeersbestemmingen, deze daarmee ook openstaan voor bezwaar en beroep.
Zij wijst er verder op dat er door ons terecht op gewezen wordt, dat van een aantal wegen de functie en het dwarsprofiel, dan wel het aantal rijstroken, dienen te worden aangegeven. Gedeputeerde Staten (maar dus ook de gemeente) gaan hier in hun overwegingen aan voorbij, aldus de adviseur. Zo word je als burger dus wel op het verkeerde been gezet.
Ons bezwaar richt zich tegen de in het Coördinatieplan opgenomen wegprofiel -Amsterdamseweg tunnel en het feit dat dit wegprofiel niet in het bestemmingsplan is opgenomen. Daardoor werd ons een gedetailleerde beroepsmogelijkheid ontnomen.
De adviseur is van mening, dat beroep ook openstaat tegen de opgenomen profielen in het Coördinatieplan.
Bij de beoordeling van deze profielen gaat zij vooral in op de uitgangspunten van beleid en de constatering, dat er wel degelijk aandacht aan verkeersveiligheid wordt besteed. Op de onveiligheid van het genoemde wegprofiel wordt niet expliciet ingegaan.
Een concreet wegprofiel vraagt nu juist om een toetsing aan die uitgangspunten en het daaraan gekoppelde verkeersveiligheidbeleid. Ook hier geldt dat concreet beleid getoetst moet worden aan gestelde uitgangspunten en voorwaarden.
Hier is echt de veiligheid in het geding. Bij een dergelijke smalle route, met hellingen kun je erop wachten, dat botsingen plaats vinden of sturen met elkaar in aanraking komen. Ook een als secundaire route aangemerkte fietsroute moet veilig zijn.
De enorme bouwvolumes, het grote aantal te verwachten fietsers (de gemeente steekt in op het terugdringen van de automobiliteit en het bevorderen van de fiets en het OV) zullen maken dat iedere fietsroute hier een hoofdfietsroute zal zijn. Het is te gemakkelijk om hier het predikaat ‘secundair’op te zetten. Het zal gewoon een drukke fietsroute worden, want de fietser laat zich niet leiden door theorieën, maar door de kortste weg. De fietsroute heeft het predikaat secundair gekregen, toen een andere indeling van de tunnelbak niet mogelijk bleek en de eisen voor een secundaire fietsroute minder eisend zijn, dan die voor een hoofdfietsroute. (Ook een manier om problemen op te lossen, zo is ons gebleken).
De uitgesproken zorg en aandacht voor de kwetsbare verkeersdeelnemers dient tot uitdrukking te komen in concreet beleid. Die concrete uitwerkingen dienen getoetst te worden aan criteria van veiligheid en niet afgedaan te worden met een verwijzing naar algemeen geformuleerd veiligheidsbeleid of het elders in het plan willen aanleggen van fietsstroken of vrijliggende fietspaden, die voor dit onderdeel niet-relevant zijn.
Wij vragen nogmaals goedkeuring aan dit profiel voor de tunnelbuis voor langzaamverkeer in de Amsterdamseweg te onthouden.
Nu plannen nog in het tekenstadium zijn, zijn er alternatieven mogelijk die de veiligheid hier ten goede kunnen komen. Nu goedkeuren betekent dat die alternatieven straks geblokkeerd zijn. Dan zitten we dus met een gevaarlijke fietsvoorziening.
Ad 5. Dichtheid bebouwing
Het is jammer dat in het advies niet de uitspraak van de provincie tijdens de hoorzitting in het kader van de aanvraag voorlopige voorziening is verwerkt cq opgenomen. Tijdens de hoorzitting heeft de vertegenwoordiger van de provincie Utrecht bevestigd, dat hier sprake is van een uitzonderlijke en voor Nederland unieke bebouwingsdichtheid.
Om die reden, zo verdedigde de provincie zich, ging het hier om een beperkt plan.
Deze unieke bebouwingsdichtheid is oorzaak van vele problemen en knelpunten.
Omdat wij het moeilijk vonden, nadat het plan al enige keren in revisie was geweest het gehele plan nog aan te vechten, hebben we alleen tegen die zaken, die o.i. nog ‘gemakkelijk’ anders ingevuld kunnen en ook zouden moeten worden ingevuld, bezwaar ingediend.
Wij hopen dat de plannen conform ons verzoek alsnog zullen worden aangepast en dat aan die onderdelen goedkeuring zal worden onthouden.
Hoogachtend,
namens de Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort
W.R.F. Hupkens van der Elst, voorzitter,
R.Norp-Kruiderink, vice voorzitter