Baggerberging

Pleitnota Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA) en Bewoners Vereniging Vathorst (BVV), 24 april 2006

Wijze van totstandkoming.

  • De Provincie Utrecht heeft een zwaar bestuurlijk middel ingezet om het bestemmingsplan tot stand te laten komen (de aanwijzing). Dit ondanks de maatschappelijke weerstand en het feit dat de politiek in Amersfoort op dat moment begon te twijfelen aan het nut en de wenselijkheid van een baggerspeciedepot. Men wilde dit baggerdepot, op zo’n korte afstand van een grote Vinexwijk in aanbouw, niet, maar wilde zoeken naar alternatieven. Toch dreef de Provincie haar zin door en gaf een aanwijzing, waarop uiteindelijk de gemeenteraad zich gedwongen zag te moeten meewerken aan een bestemmingsplan en daarmee aan het juridisch mogelijk maken van een baggerspeciedepot. Het zoeken naar alternatieven en tegelijk het juridisch kader vaststellen van iets dat als ongewenst werd gezien, heeft in Amersfoort uiteindelijk zelfs geleid tot een bestuurscrisis met het aftreden van het toenmalige College als gevolg. De provincie heeft doelbewust gekozen voor het vasthouden aan eigen in gang gezette koers i.p.v. het aangaan van het gesprek om nog eens kritisch te kijken naar de werkelijke noodzakelijkheid of het zoeken naar alternatieve mogelijkheden.

  • Helaas is er in het verleden bijvoorbeeld nooit onderzocht of er alternatieve mogelijkheden waren, zoals storten van droge baggerresidu op de bestaande stort. Nu blijkt, na al die jaren, dat dit wel degelijk een oplossing is. Dit is geen nieuwe methode, dus dit had in het licht van alle commotie binnen de gemeente Amersfoort al veel eerder bij de discussie betrokken kunnen worden.

  • Gezien het feit dat:

    - er wellicht meerdere reële alternatieven waren;

    ­ de zelfvoorzieningsplicht voor de provincies was komen te vervallen;

    - de te storten baggercapaciteit naar beneden diende te worden bijgesteld;

    - er landelijk gezien nog voldoende stortcapaciteit was, wat eerder ter discussie ingebracht had kunnen worden;

    blijven wij het vreemd vinden dat de provincie het instrument van de Aanwijzing heeft gehanteerd.

Vasthouden aan een te hoge provinciale stortcapaciteit

  • Inmiddels is gebleken, dat de hoeveelheid baggerresidu veel lager is dan de Provincie ons al die tijd heeft willen doen geloven. De MMG rapporten én de brief van de Provincie aan de minister van 16 december 2004 (dus vóór de vorige zitting van de Raad van State) geven duidelijk aan dat er helemaal geen “evidente behoefte” aanwezig is om een baggerdepot te realiseren. Uit de huidige marktverkenning blijft alleen nog maar een residu over van 1 miljoen tot 1,6 miljoen m3. Dat is afhankelijk van de hoeveelheid bagger uit de Vecht, waarover ook nog onduidelijkheid bestaat. Het feit dat deze hoeveelheid fors afwijkt van de eerder door de Provincie aangemelde 7 miljoen m3, geeft aan dat de Provincie in haar onderbouwing van de hoeveelheid bagger onzorgvuldig heeft gehandeld. Er had dus al veel eerder een zorgvuldiger marktverkenning moeten plaatsvinden. Daarnaast is uit de MMG rapporten ook gebleken, dat de locatie Zevenhuizen voor de leveranciers van de bagger (o.a. de Waterschappen) helemaal niet handig is voor het aanleveren van baggerspecie. Waterschappen geven aan de voorkeur te geven aan een locatie gelegen aan het water, zodat de aanvoer per boot kan. De locatie Zevenhuizen is, zoals bekend, alleen maar via de weg bereikbaar.

  • Het verbaast ons dan ook niet dat uit het DHV rapport en de second opinion blijkt, dat een baggerspeciedepot gezien het bovenstaande nauwelijks rendabel is te exploiteren. Het inzicht komt alleen een beetje laat, maar misschien nog niet té laat.

Wij betreuren het dat de provincie niet eerder de haalbaarheid van een baggerspeciedepot op een meer onafhankelijker wijze onderzocht heeft. De Provincie laat o.i. ook nu een kans liggen om de zaak alsnog recht te trekken. Immers na het oordeel van de Raad van State, dat de Provincie een te groot gebied had aangewezen, had de Provincie, wetend dat er allerlei rapporten lagen, wetend dat de Minister akkoord was met het storten van baggerspecie in Rijksdepots, wetend dat er alternatieven voorhanden waren, kunnen beslissen om alsnog aan het geheel voorliggende bestemmingsplan goedkeuring te onthouden en de gemeente te vragen om n.a.v. het gevonden alternatief te komen met een nieuw bestemmingsplan voor dit gebied. Helaas is dat niet gebeurd.

Ontstane situatie:

In het nu voorliggende plan wordt de omvang van het baggerspecie depot teruggebracht tot ca 30 ha., maar inmiddels is ook dit meer dan nodig is. Er is namelijk een alternatief voor het nat storten van baggerspecie bedacht. Dit mede omdat de hoeveelheid te storten baggerspecie dermate naar beneden moest worden bijgesteld, dat dit gegeven en de kosten van aanvoer over de weg, nat storten in een put niet meer rendabel maakte. Door deze situatie heeft de gemeente mede gelet op de politieke en maatschappelijke weerstand een schikking getroffen met de Firma Smink.

Conclusie

Terecht hebt u in uw vorige uitspraak geconstateerd, dat als er maar 33 ha nodig er dan geen 90 ha hoeft te worden gereserveerd. Die lijn trekken wij graag door. Wij constateren dat onder het voorliggende bestemmingsplan en het bestreden goedkeuringsbesluit van GS, de motivering is komen te vervallen. Volgens de gemaakte afspraken met Smink zal er geen baggerspeciedepot meer worden aangelegd op deze locatie. Smink heeft de grond daarvoor ( voor zover in handen was) verkocht en overgedragen aan de gemeente. Smink heeft expliciet afgezien een baggerdepot te willen exploiteren en heeft daarvoor van de gemeente (op kosten van de belastingbetalende inwoners!) een riante afkoopsom gehad van bijna 14 miljoen euro. Er is een alternatief voorhanden, namelijk het storten van het restresidu in droge vorm op de reeds bestaande stortplaats. Kortom er is geen enkele reden meer voor het handhaven en onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan.  Met het van kracht worden van dit bestemmingsplan ontstaat er onnodig een juridisch kader, voor een situatie waar alle betrokken partijen inmiddels van afzien. Gezien het feit dat het hier gaat maar nu ook hard gemaakt wordt, om een onrealistisch plan verzoeken wij u alsnog het voorliggende bestemmingsplan te vernietigen.

Voor ons is dit temeer van belang nu wij in de krant gelezen hebben, dat de Firma Smink het gehele bedrijf wil verkopen aan een buitenlandse onderneming. De overeenkomst om geen baggerdepot te realiseren, is met Smink aangegaan. We vinden het nu tijd om duidelijkheid schenken, ook om te voorkomen dat bijvoorbeeld een rechtsopvolger van Smink zich niet aan de overeenkomst gebonden zou (hoeven) voelen. We kennen het contract niet wat gesloten is, we weten dus niet of een (eventuele) rechtsopvolger van Smink ook gebonden is aan het contract. En als er een geldig bestemmingsplan ligt, wat gaat dan voor? Een bestemmingsplan dient rechtszekerheid te geven. Wie krijgt met dit bestemmingsplan rechtzekerheid? Het nieuwe bedrijf zegt de afspraken met de gemeente te zullen respecteren. Respect is prachtig, maar niet juridisch hard. Wij vragen u daarom met klem aan te sluiten bij de praktijk en ons die rechtszekerheid alsnog te geven.

Nu er geen initiatief van Smink meer is voor het aanleggen van baggerdepots, vervalt dus ook dat uitgangspunt en dus de motivering voor het bestemmingsplan en kan duidelijkheid dus worden gegeven. In uw uitspraak van 20 april 2005 gaf u al aan dat 90 ha baggerdepot voor het initiatief Smink niet noodzakelijk was en terug gebracht moest worden naar 33 ha. Deze lijn doortrekkend betekent dat, nu het initiatief Smink voor een baggerdepot van 33 zelfs niet meer aan de orde is, uw motivering om het aantal ha terug te brengen naar 33 ha ook is komen te vervallen. Dit wordt ook nog een bevestigd door uw uitspraak van 20 april 2005, waarin u in aanmerking neemt dat slechts het initiatief van Smink steeds uitgangspunt van de procedure is geweest. Dit hele bestemmingsplan is gezien de ontstane situatie én uw motivering overbodig geworden. Dit is voor ons nog een extra reden u te verzoeken het bestemmingsplan te vernietigen. Het zal u daarom ook duidelijk zijn, waarom wij in deze situatie geen aandacht meer vragen voor infrastructuur, ruimtelijke- en milieuaspecten, enz.

Wij wachten met veel spanning uw uitspraak af.