Baggerberging

Pleitnota zitting Raad van State 21 december 2004, inzake bestemmingsplan baggerberging

Aanwijzingsbesluit

Wij willen beginnen te zeggen, dat wij het vreemd vinden dat de provincie in haar verweerschrift aan u, stelt dat wij niet eerder tegen de aanwijzing bezwaar gemaakt hebben en op dit punt niet ontvankelijk zijn. Dit is bezijden de waarheid. Wij hebben in onze zienswijze en bedenkingen ernstig bezwaar gemaakt tegen het geven van een dergelijke aanwijzing. De provincie heeft n.b. zelf een reactie gegeven op onze bedenkingen op dit punt.

Wat nieuw is in ons beroepsschrift is een aspect van motivatie, omdat wij na twee jaar tot de ontdekking kwamen, dat het provinciale zelfvoorzieningsprincipe was komen te vervallen. Daarmee is dus ook de nut en noodzaak als plicht komen te vervallen. Onze motivatie is hierop uiteraard aangepast. Bij de Tweede Partiele Herziening Streekplan Utrecht was sprake van het zogenaamde provinciaal zelfvoorzieningsprincipe. Binnen de eigen provincie diende voldoende baggerstortcapaciteit georganiseerd te worden. Als een dergelijk principe, dat de basis vormde voor de Tweede Partiele Herziening Streekplan Utrecht van rijkswege verlaten wordt, is er ruimte om een pas op de plaats te maken en je te bezinnen op de vraag:  Willen we deze baggerstort nog wel zo vlak naast een woonwijk? In ieder geval vervalt met het verlaten van dit principe een basis die er tijdens de tweede partiële herziening nog wel was. Maar helaas, GS bleek onvoorwaardelijk vast te houden aan de in gang gezette lijn met als doel hoe dan ook een baggerstort naast Vathorst en Zevenhuizen. Om tot uitvoering van een baggerstort te kunnen komen, gaf zij Amersfoort zelfs een aanwijzing met door haar bepaalde criteria. De aanwijzing hield in: de gemeente maakt een bestemmingsplan en anders doen wij het. Weinig keus dus. Kwalijk vinden wij het dat door het vervallen van de provinciale zelfvoorziening niet naar andere oplossingen is gekeken. Ook kwalijk vinden wij het dat de provincie niet gemeld heeft, dat dit zelfvoorzieningsprincipe was vervallen, waardoor de gemeenteraad op het verkeerde been is gezet. We vragen ons daarom af hoe legitiem de aanwijzing is. Een dringende reden om een aanwijzing te geven was o.i. nu helemaal niet meer aan de orde.

Criteria aanwijzingsbesluit

In de aanwijzing komt GS met criteria die indruisen tegen alles wat met elkaar is besproken. Het ging niet meer om de vuilstort bij en door de firma Smink te realiseren, nee ook derden moesten daar een stortdepot kunnen realiseren. Verbijstering alom. Verbijstering, omdat deze locatie alleen in beeld is gekomen, omdat het afvalbedrijf Smink een bijdrage kon en wilde leveren in het provinciale stortprobleem. Het werd hiermee één van de te onderzoeken locaties. Dit alles heeft geleid tot zeer goede relaties tussen de gemeente en de provincie met de firma Smink. Er is veel overleg geweest hoe tot een zo compact mogelijke inrichting te kunnen komen. Het laatste inrichtingsplan, de zogenaamde Smink-variant is aanleiding geweest voor het uitvoeren van een aanvullende MER. Deze MER werd de basis van de Tweede Part. Herziening. Nadat de Tweede P. H. onherroepelijk was geworden, kwam de provincie met een aanwijzing die niet alleen de zogenaamde Smink-variant juridisch mogelijk zou maken, maar met een verruiming die nieuwe mogelijkheden gaven. Mogelijkheden die nooit onderzocht zijn.  Zij liet namelijk de maximale 33 ha- en het onderzochte gedeelte als beperkende voorwaarde voor het feitelijke depot vervallen. Een compact omkaderd putmodel is nog wel een mogelijkheid, maar niet meer de enige mogelijkheid. Ook de plankaart geeft geen nadere regels. De plankaart mocht zelfs geen specifieke depot-inrichtingslocatie bevatten, dit terwijl de 60 ha niet onderzocht is op bodemgesteldheid. De achterliggende gedachte daarvoor was ineens, dat ook derden hier een baggerstort moeten kunnen realiseren. Doel was een bestemmingsplan te realiseren zonder dat verdere juridische procedures nodig waren om over te kunnen gaan tot een milieuvergunning. Dus geen 'waar' en 'hoe' binnen dit gebied. De enige restrictie is, dat een eventuele wal niet hoger mag zijn dan 10 m.

Wij vinden het onterecht dat de provincie nadat het zelfvoorzieningsprincipe was komen te vervallen, alsnog met een aanwijzing komt en bovendien de criteria veel ruimer oprekt dan in de overlegsituaties en op grond van de MER verwacht mocht worden.

MER

In de eerste MER is binnen het zoekgebied van ca 94 ha, een gebied van ca 33  ha onderzocht op bodemkwaliteit. De rest van het gebied is niet in dit onderzoek betrokken, omdat dit ongeschikt was om een baggerdepot te realiseren. Deze locatie is in de aanvullende MER als putmodel verder onderzocht. In dit bestemmingsplan wordt nu gedaan of het hele gebied geschikt is als baggerspeciedepot, terwijl hier geen onderzoek aan ten grondslag ligt. De heer van de Wetering kan u daarover eventueel meer over vertellen. Wij snappen niet goed hoe een bestemmingsplan nieuwe mogelijkheden kan bieden, zonder dat daar een milieutoets aan vooraf gegaan is. Met dit bestemmingsplan mag er straks rechtens overal in het gebied gestort gaan worden. In een omkaderd putmodel, maar ook niet omkaderd of zelfs op maaiveld met een omkadering, ongeacht of de bodem hiervoor geschikt is.

Bestemmingsplan

De opdracht van de provincie was een gedetailleerd bestemmingsplan te maken. Van enige gedetailleerdheid hebben wij weinig gemerkt. Het is vooral globaal gehouden. Het resultaat is dat de kaart behorend bij de Tweede Part. Herziening van het Streekplan één op één is overgenomen en elke nadere detaillering, dan wel uitwerking op de plankaart ontbreekt. Juist waar het gaat om een activiteit op een veel groter gebied dan feitelijk noodzakelijk is, maar bovendien niet volledig geschikt als baggerdepot te kunnen fungeren, dient een plankaart met gedetailleerde contouren te bevatten over het 'waar' en 'hoe'. Dit geldt te meer daar er ook geen uitwerkingsregels zijn opgenomen en ook een uitwerkingsplicht ex art 11 WRO ontbreekt. De provincie die nog steeds voorstander is van de Smink-variant en hierover zelfs contracten afsluit, had dit ook zichtbaar moeten maken op de plankaart en in de voorschriften. De onthouding van goedkeuring aan de door de gemeente vastgestelde 33 ha vinden wij dan ook onbegrijpelijk en onterecht.

Als wij de uitspraak van de Tweede Partiele Herziening er nog eens op naslaan, blijkt dat ook hier er van uitgegaan wordt, dat in het bestemmingsplan nog een nadere uitwerking zou komen. In deze uitspraak staat, dat pas bij een nadere uitwerking in het bestemmingsplan op basis van art. 49 WRO tot schadevaststelling kon worden gekomen. Door de plankaart één op één over te nemen van de kaart van de Tweede Part. Herziening is van een nadere uitwerking geen sprake. Het Streekplan wordt hiermee gelijk geschakeld aan het bestemmingsplan. Hiermee rijst trouwens direct de vraag of er op basis van deze plankaart straks wel een schadevaststelling mogelijk is, maar dat terzijde. Waar het ons om gaat is dat wij niet de enigen zijn, die er van uitgaan dat een nadere uitwerking van zo'n omvangrijk gebied logisch is. De provincie lijkt in dit opzicht dubbel spel te spelen. Er worden wel convenanten afgesloten met de gemeente en de firma Smink waarin over maximaal 33 ha gesproken wordt. Wat daar privaat wordt geregeld en direct omwonenden treft in hun belang, had gewoon in het bestemmingsplan geregeld moeten worden.

Infrastructuur

Doordat op de plankaart slechts één bestemming wordt opgenomen, namelijk baggerspeciedepot,  ontbreekt ook elk inzicht in de infrastructuur in en buiten de inrichting en de aanliggende gebieden. Toch vinden er dagelijks op basis van schattingen 1100 vervoersbewegingen plaats. Waar rijden die? Wat is de achterliggende gedachte om hierover niets op te nemen? Is dat omdat er geen goede verkeersoplossing is? Voor wat betreft de Smink-variant is de afsluiting van de Lindeboomseweg alleen geen oplossing. Als ook derden zich hier gaan vestigen is er helemaal geen oplossing te bedenken. Hierover kan de heer van de Wetering u eventueel meer vertellen.

Kortom jaren is er sprake geweest van heel veel overleg, maar nu er dan eindelijk een bestemmingsplan is, wordt de infrastructuur niet zichtbaar gemaakt, noch voor het plangebied zelf, noch voor de omliggende gebieden. Ook in de milieuvergunning, zo blijkt, is het 'verkeer' niet geregeld. Door het ontbreken van inzicht is het niet duidelijk wie of wat door de komst van een baggerdepot in welke mate wordt benadeeld.

Hindercontour

Zowel op de plankaart als in de voorschriften is niets opgenomen over een hindercontour als gevolg van de activiteiten. Hiervoor moet je deels te raden gaan bij een ander bestemmingsplan. Voor het inrichten van het gebied, maar vooral bij ontwikkelingen van omliggende gebieden moet het duidelijk zijn, wat het beleid in deze is.

Alternatieven

Blij was de bevolking toen de gemeenteraad na de verkiezingen besloot te zoeken naar alternatieve verwerking en storten die de komst van een baggerstort zou kunnen voorkomen. Minder blij en zelfs argwanend toen de provincie met een aanwijzing kwam om een bestemmingsplan vast te stellen, maar ook toezegde gelijktijdig naar alternatieven te zullen zoeken. Argwanend, omdat wij niet begrijpen hoe het vaststellen van een bestemmingsplan en hiermee vestigen van een recht zich verhoudt tot het alsnog afzien van een baggerstort in Zevenhuizen vanwege alternatieve verwerking en storten. Als je serieus wilt zoeken naar alternatieven dan stel je o.i. het vaststellen van een bestemmingsplan uit. Wij hebben meer het idee, dat dit vooral een strategie is om mensen en groepen monddood te maken.

Het tweesporenbeleid heeft in ieder geval het MMG advies opgeleverd en dat was voor ons een openbaring. Maar meer dan het uitbrengen van dit rapport hebben wij niet vernomen. Alleen een oorverdovende stilte. Dat is zeer teleurstellend, want er zijn wel alternatieven. Er is bij Rijkswaterstaat een overcapaciteit aan baggerstortcapaciteit. Ook de provincie maakt hier al gebruik van. Zo is ons ter ore gekomen, dat de provincie bijvoorbeeld al 500.000 kuub bagger gestort heeft bij IJsseloog bij het Ketelmeer. De geschiedenis lijkt zich te gaan herhalen. In een betoog van de commissaris van de Koningin van de provincie Utrecht, de heel Staal, vooraf gaande aan de hoorzitting op verzoek van de gemeenteraad, werd hen voorgehouden, dat de provincie geen oplossing moest zoeken voor de 2 miljoen kuub te storten bagger bij Zevenhuizen, maar de provincie een probleem van 7 miljoen kuub moest oplossen. Dat zei hij, terwijl wij pas later begrepen, dat het op dat moment al niet meer een louter provinciaal probleem was. Daarna kwam toch de aanwijzing. Nu schijnt er al 'Utrechts bagger' in IJsseloog gestort te worden, terwijl hierover publiek niets bekend is. Is dit niets iets wat op basis van het tweesporenbeleid beleid allang gecommuniceerd had dienen te worden? Straks is dit bestemmingsplan, naar we hopen van niet, onherroepelijk verklaard en blijkt dat alle bagger elders gestort had kunnen worden. De heer van de Wetering kan en wil u hier graag meer over vertellen.

Concluderend

- Er is geen nut en noodzaak die een aanwijzing rechtvaardigt,

- Aanwijzing en bestemmingsplan zijn niet in overeenstemming met de uitkomsten van de aanvullende MER,

- Het bestemmingsplan is te globaal en biedt te weinig inzicht en zekerheid. Maakt problemen niet zichtbaar, voor wat betreft verkeer en bodemgesteldheid.

- Over het resultaat van de zoektocht naar alternatieven is niets meer vernomen, juist nu de kansen groter zijn geworden.

Wij hopen niet dat straks dit bestemmingsplan onherroepelijk wordt verklaard. Zeker niet nu alle bagger in IJsseloog of wellicht elders gestort zou kunnen worden.

Wij verzoeken u daarom dit bestemmingsplan te vernietigen.