Verkeer

Bedenkingen tegen voorstel met betrekking tot de verkeerscirculatie in het noordelijk deel van de binnenstad, 6 april 2007

Bedenkingen tegen voorstel met betrekking tot de verkeerscirculatie in het noordelijk deel van de binnenstad, 6 april 2007

 

Geacht college,

 

Hierbij geven wij onze bedenkingen tegen de beslispunten met betrekking tot het advies werkgroep verkeer binnenstad Amersfoort, zoals deze zijn verwoord in het B en W voorstel nr. 2317246 d.d. 31-01-2007 en zoals deze nader zijn toegelicht in de raadsinformatiebrief nr. 2322398 d.d. 6 februari 2007.

 

1. Invoering 30 km zones

In de raadsinformatiebrief wordt vermeld dat de 30 km zones (exclusief de plateaus) in de binnenstad reeds zijn ingevoerd. Dit is niet juist. Aan het invoeren van 30 km-zones is onlosmakelijk het weren van sluipverkeer verbonden. Door het alleen plaatsen van borden en het wellicht aanbrengen van enkele drempels wordt het vele sluipverkeer in het geheel niet geweerd en blijft ook de rijsnelheid van het autoverkeer een probleem. Sluipverkeer rijdt routinematig te snel en dat blijft door de voorgestelde maatregelen ongewijzigd. De verkeersveiligheid en het verblijfsklimaat verbetert niet. Er wordt dus niet voldaan aan de motie van de raad d.d. 1 juni 2005.

 

2. Verwachte omzetderving

In de raadsinformatiebrief wordt gezegd dat, vanwege de -op basis van onderzoek- verwachte negatieve effecten voor ondernemers in het noordelijk segment, het advies voor een afsluiting van 't Zand niet wordt overgenomen. De SGLA ziet essentiële tekortkomingen in het bedoelde onderzoek van bureau Goudappel en Coffeng (BGC) en onderschrijft dit standpunt dan ook niet.

 

Onze standpunten:

Het rapport van BGC bevat onjuistheden ten aanzien van de beschrijving van de bereikbaarheid, zowel in de huidige als de toekomstige situatie. Zo wordt gesteld dat in de huidige situatie het autoverkeer vanaf 't Zand via de Grote Spui en het Smallepad de Stadsring kan bereiken en dat bij de voorgestelde circulatie (D-variant) de bereikbaarheid via ’t Zand en de Nieuweweg, voor het inkomend verkeer vanuit het westen, ongewijzigd blijft. Dat klopt dus niet en het rapport van BGC is daarmee gebaseerd op onjuiste aannames.

In het rapport van BGC wordt de bereikbaarheid beschouwd als het met de auto voor de deur kunnen bereiken van bedrijven. De werkelijkheid is, dat, bijvoorbeeld in de Bloemendalsestraat tussen de Teut en de Scheltussingel, zowel in de huidige als de toekomstige situatie dit niet aan de orde is, omdat er niet voor de deur geparkeerd kan worden en men hooguit gebruik kan maken van enkele spaarzame parkeergelegenheden of gebruik moet maken van de parkeergarages. Het begrip bereikbaarheid wordt hiermee door BGC niet correct gehanteerd.

 

De schatting van het mogelijke tijdelijke en blijvende omzetverlies van bedrijven is in het rapport van BGC weinig concreet en wordt soms met meer of minder slagen om de arm geïnterpreteerd. Zo wordt gesteld dat de ervaring van bereikbaarheid door consumenten in hoge mate subjectief is, maar ook dat bereikbaarheid in het bijzonder een van de factoren is die het functioneren van commerciële voorzieningen bepaalt. Ook worden vage marges ("kunnen leiden tot enige") aangegeven tussen de tijdelijke en na verloop van tijd te verwachten omzetverschuiving. Ons standpunt is dat het rapport te vaag is om daaraan conclusies te kunnen verbinden.

 

Het weren van het sluipverkeer betekent dat de verkeersleefbaarheid in al zijn vormen van het gebied sterk verbetert. Wij verwachten dat hier een gunstig effect van uitgaat naar voetgangers en fietsers om het gebied te bezoeken. En als dat zo is, dan gaat daar zeker een stimulans voor de omzet vanuit. Sluipverkeer levert geen bijdrage aan de omzet. Ook levert dat geen extra klandizie op omdat ze tijdens het sluipen door hun kleine gezichtshoek nauwelijks de niet-verkeersomgeving waarnemen. Voetgangers en fietsers nemen daarentegen die wel waar en worden niet gehinderd door parkeerproblemen. BGC besteedt hier geen aandacht aan.

 

3. Inspraak

De werkgroep verkeer binnenstad heeft in juni 2006 een advies uitgebracht. In het advies, dat onder dezelfde titel onderdeel uitmaakt van het B en W- voorstel en de raadsinformatiebrief, zijn buiten medeweten van de werkgroep aanvullingen toegevoegd, zoals samenvattingen van het economisch onderzoek, het trillingsonderzoek en het juridisch advies taxi's Langestraat. Vervolgens zijn er conclusies aan verbonden die het standpunt van de werkgroep overrulen. Ten onrechte wordt hiermee de indruk gewekt dot de leden van de werkgroep deze aanvullingen en met name de conclusies onderschrijven. De SGLA is van mening dat hiermee aan de inspraak geen recht is gedaan.

 

In de Ronde van 27 maart jl. is aangegeven dat het gaat om een voorlopig standpunt van het College van B&W en dat het voorstel voor inspraak zal worden neergelegd. Hieraan is echter (nog) geen duidelijke publiciteit gegeven. In de stadsberichten van februari is uitsluitend een inloopavond gemeld en wordt niet duidelijk gemaakt dat er officiële inspraak mogelijk is. We vinden dit onjuist. We verzoeken onze reactie van commentaar te voorzien en te bespreken in de Werkgroep Binnenstad.