Ruimtelijke planvorming lange termijn

Zienswijze Woonvisie

Vervolg

1. Kwaliteit op maat moet bepalend zijn voor het bouwprogramma

Wij constateren dat er verschillende soorten woningzoekenden zijn:

  • Zij die op de wachtlijst staan en anders willen wonen dan zij nu wonen en dus wel een dak boven het hoofd hebben. Deze groep zou ons inziens geen deel mogen uitmaken van de getallen die de bouwopgave voeden. Zij vinden gewoonlijk een andere woning in het bestaande aanbod en als zij hun woning verlaten, betrekt iemand anders van de wachtlijst de woning,  of iemand die urgent is. Dit levert dus geen vraag op naar nieuwe woningen*.
  • Bewoners van woningen die op de nominatie staan te worden gesloopt.
  • Mensen die om persoonlijke redenen een nieuwe woning nodig hebben.

De beide laatste groepen hebben meestal een urgentieverklaring en wij hebben het gevoel dat hun aantal groeiende is. Hieruit concluderen wij dat er voorzichtig moet worden omgegaan met het slopen van betaalbare woningen, omdat dit enerzijds de huidige bewoners tot verhuizen dwingt en zij vervolgens op een hogere huur komen te zitten en dit anderzijds een belemmerende factor vormt voor de mensen op de wachtlijst.

Daarnaast hebben wij, mede uit de Monitor Woningmarkt 2006-2010, begrepen dat een groeiend aantal huishoudens een laag inkomen heeft, o.a. veroorzaakt door de economische crisis, flex- contracten en uitkeringen. Ook voor deze groep moet een aanzienlijk aantal goedkopere sociale huurwoningen beschikbaar blijven.

Verder wordt de druk op de woningmarkt beïnvloed door huishoudens met een iets hoger inkomen die minder geneigd zijn om te verhuizen omdat zij dan direct op een veel hogere huur uitkomen. Dit gegeven komt zowel voort uit Europees als landelijk voorgenomen beleid. So wie so wordt ook nu al bij mutaties de huurprijs verhoogd.

Allemaal redenen om terughoudender te zijn met het slopen van betaalbare sociale huurwoningen en dit in ieder geval in een lager tempo te doen en met een lager aantal tegelijk.

Wij vragen ons dan ook af of de conclusie, zoals deze is getrokken in de woonvisie bij paragraaf 3.2. onder “Ontwikkeling van de vraag” wel terecht is. De verwachting dat de behoefte aan woningen in het sociale segment de komende tien jaar tenminste gelijk zal blijven komt ons wat al te optimistisch voor.

Wij vragen meer aandacht voor senioren huisvesting die beter aansluit bij de wensen van senioren zelf.

Wij willen voorstellen om de definitie van de woningvraag te beperken tot de woonbehoefte van Amersfoort en de nabije regio. In de huidige bouwvoorstellen wordt nog steeds uitgegaan van veel appartementenbouw. Dit is in strijd met de vraag naar grondgebonden woningen. Daarnaast wordt landelijk krimp voorzien en deze is in veel gebieden zelfs al gaande. Het aanbod (o.a. Vathorst) creëert nu nog voor een belangrijk deel de instroom van huishoudens van buiten Amersfoort. Door het tempo van de bouw te verlagen, kunnen we de druk op de woningmarkt juist verlagen. Dit wordt bevestigd in het onderzoek “Doorstroming in Amersfoort 2000-2010” zoals uitgevoerd door de afdeling O&S van de gemeente Amersfoort. (Zie pagina 2 van de samenvatting van de onderzoeken, 1e alinea 1e zin.) Het is daarom vreemd dat de prognose voor de aantallen te bouwen woningen zelfs nog hoger uitvalt dan binnen de al gemaakte afspraken met de NV Utrecht het geval was. Wij vinden de extra 6000 woningen dan ook onnodig en onjuist, Dit wordt bevestigd door de cijfers van de autonome groei, waarbij een bouwtempo van 650 woningen per jaar tot 2030 meer dan genoeg blijkt te zijn .

De vraag naar woningen lijkt ons inziens enerzijds te liggen in de behoefte aan goedkope sociale huurwoningen en anderszins aan grondgebonden [koop]woningen. Wij zouden graag zien dat het programma daarin voorziet.

*Overigens zijn wij van mening dat de gerechtvaardigde verhuiswens van mensen die vaak al jaren op de wachtlijst staan niet ‘bestraft’ mag worden met het bevoordelen van meer actief zoekenden, zoals kort geopperd in de Woonvisie. Het lange zoeken wijst immers ook op een gebrek aan kwaliteit van het aanbod. Bovendien is het in tegenspraak met het Collegebeleid dat zegt te vertrouwen op de kracht van de burgers zelf. Het beperkt hen in de keuzevrijheid die enkele jaren geleden nu juist bewust is ingevoerd door de raad n.a.v. het zgn. KAN-experiment. Wij zijn van mening dat het om de paar jaar veranderen van het toewijzingssysteem niet het gebrek aan betaalbare sociale huurwoningen zal oplossen!

2. Maat en schaal van Amersfoort, de kracht van de wijken

Amersfoort kenmerkt zich door een verscheidenheid aan op zich zelfstaande wijken met ieder  een eigen karakter. Wij pleiten ervoor om hierop in te blijven spelen. Dit zou versterkt moeten worden, en niet doorbroken. Het motto zou hier moeten zijn: ‘ga uit van wat er al is’. In de drie gepresenteerde ontwikkelingsrichtingen voor de structuurvisie lijkt het of men overal verbindingen wil maken en megastructuren over de stad wil aanleggen. De bestaande wijkindeling heeft zijn eigen kracht en op dat schaalniveau kan het best worden aangesloten bij ideeën en initiatieven van de bewoners zelf. Wij kiezen liever voor vele kleinschalige initiatieven dan enkele heel grootschalige. De initiatieven van Amersfoort Vernieuwt spreken ons aan  en wij adviseren op deze voet verder te gaan, met inachtneming van onze opmerking over sloop in hoofdstuk 1.

Een woonvisie zou volgens ons nog meer in moeten gaan op de kwaliteit van de woonomgeving en de daarbij behorende (wijk)voorzieningen. Wij zijn dan ook verbaasd dat vanwege de bezuinigingen nu juist alle wijkcentra worden gesloten. Wijkcentra zijn in onze ogen een essentieel onderdeel van de kleinschalige verbindingen in de wijk die de samenhang in de wijk bevorderen.

Wij zijn voorstander van functiemenging in de wijken: wonen, voorzieningen en kleinschalige werkgelegenheid (ZZP, werken aan huis) in de wijk. Zo kunnen ook de niet-hinderlijke bedrijfjes (categorie 1 en 2) die nu op bedrijventerreinen zitten, prima in de wijken een plek krijgen.

3. Niet bouwen in buitengebied

Volgens het Koersdocument bij de Structuurvisie kiest Amersfoort voor een trendbreuk door vooral in te zetten op herontwikkeling van plekken in de bestaande stad. Door toch uit te gaan van de realisatie van Vathorst-West als uitbreidingslocatie wordt die trendbreuk niet ingezet. Vathorst-West is bedacht om een financieel verhaal kloppend te krijgen, maar is niet gebaseerd op logische ruimtelijke keuzes. Bovendien zal de bouw van Vathorst-West de mobiliteitsproblemen in de stad en op het rijkswegennet flink doen toenemen. En dat leidt tot nieuwe financiële problemen. De gemeente moet het lef hebben om van Vathorst-West af te zien, en haar aandacht richten op behoud, beheer en herontwikkeling van het bestaand bebouwd gebied.

Nogmaals willen wij benadrukken dat het vergroten van het woningaanbod in de afgelopen decennia alleen maar tot een grotere, met name externe, vraag heeft geleid en deze zo in stand houdt.

4. Binnenstedelijk bouwen

Er zijn in Amersfoort nog diverse mogelijkheden voor binnenstedelijke (her)ontwikkeling. Wij zien bijvoorbeeld goede mogelijkheden zoals bij de Wagenwerkplaats (aansluiten bij het Soesterkwartier), het oostelijk deel van de Isselt (tot aan de Radiumweg], dat getransformeerd zou kunnen worden tot woon- werkgebied, delen van bedrijventerrein De Hoef (waar veel leegstand voorkomt). Het ontwikkelen van dit soort locaties biedt prima kansen om de hoogste doelen op het gebied van duurzaamheid te realiseren. Wij gaan er vanuit dat de gemeente in de structuurvisie een stevige aanpak opneemt voor het benutten van leegstaand vastgoed zoals kantoren.

Het bouwen in de Valleikanaalzone wijzen wij af,daar dit gebied een belangrijke ecologische en recreatieve functie heeft, net als het bouwen aan de randen van de stad (zoals gepresenteerd in de ontwikkelingsrichting Buitenstad).

5. Bewonersparticipatie

Wij hebben al eerder aangegeven dat wij de methode die de Alliantie gebruikt tot het verkrijgen van draagvlak voor sloop ongewenst vinden. De bewoners worden individueel benaderd, waarbij zij wel de vraag krijgen voorgelegd of zij willen verhuizen en hun voorkeur aan willen geven voor een bepaald type nieuwe woning, maar niet de vraag gesteld krijgen of hun voorkeur uit gaat naar het niet slopen van hun woning. Wij zijn van mening dat bewoners hierover niet in eerste instantie individueel moeten worden benaderd, maar door middel van een enquête. Bij complexen waar men sloop overweegt zou o.i. de ideale aanpak de volgende zijn: het samen met bewoners en instanties oprichten van een werkgroep (met professionele ondersteuning voor de bewoners) die de eventuele problemen in een buurt inventariseert en op een open wijze zoekt naar oplossingsrichtingen, waarvan sloop er eventueel één kan zijn. Deze benadering waarmee landelijk goede ervaringen zijn opgedaan, gaat dus van een heel ander uitgangspunt uit dan de huidige werkwijze, en levert vaak verrassende resultaten op!

Op pg. 17 (paragraaf 2.3 Woonvisie Diversiteit, Woonmilieus onder Maatwerk) in  bestaande wijken wordt aangegeven dat geen randvoorwaarden worden meegegeven bij ontwikkelingen van minder dan 30 woningen. Wij verzoeken u om in ieder geval wel als randvoorwaarde mee te geven dat bewoners bij dit soort ontwikkelingen ook betrokken worden.

Wij vragen verder aandacht voor mogelijkheden om woningverbetering op initiatief van huurders te gaan ondersteunen. Voor inspiratie hieromtrent verwijzen wij naar de initiatiefwet die hiervoor wordt voorbereid.

6. Stedelijke invloed op doorstroming en scheefwonen.

De SGLA heeft bij de vorige Woonvisie al aangegeven dat het de vraag is of scheefwonen wel zo scheef is. Vanuit de gedachte van Amersfoort Vernieuwt wordt gestreefd naar wijken met een samenstelling van bewoners uit alle lagen van de bevolking. De zogenaamde scheefwoners voldoen precies aan het na te streven doel. Mensen die maatschappelijk carrière maken en toch hun woning en wijk zo waarderen dat zij daar willen blijven wonen, zijn juist in overeenkomst met dit doel. Daarnaast is het de vraag of het percentage van scheefwonen nog wel zo hoog is, als je de kwaliteit van de woning vergelijkt met de woonlast die men moet betalen (de zgn. huurquote). Wij verwijzen naar de Huurwijzer 2-2010 (uitgave Woonbond) waarin een interview is opgenomen met voormalig minister van der Laan, die voorrekent dat slechts 4% van deze huurders als scheefwoners kunnen worden aangemerkt. Dit is dus beduidend lager dan het percentage van 39%  dat in de Woonvisie wordt genoemd.

7. Duurzaamheid

Terecht heeft Amersfoort de ambitie om CO2-neutraal te worden in 2030. De SGLA zijn het ermee eens dat in de structuurvisie en woonvisie de randvoorwaarden voor duurzame energie expliciet worden benoemd: dus niet alleen aangeven waar eventuele kansen liggen, maar ook letterlijk ruimte reserveren voor duurzame opwekking. Denk hierbij aan windenergie op bedrijventerreinen en het standaard toepassen van zonne-energie bij nieuwbouw en renovatie. De klimaatambities van de concept woonvisie vallen ons tegen. Wat ons betreft moet klimaatneutraal bouwen de norm zijn.

Daarnaast vragen wij meer aandacht voor levensloopbestendige woonvormen, zodat mensen langer in hun eigen woning kunnen blijven wonen.