Ruimtelijke planvorming lange termijn

Reactie op provinciale Kadernota ruimte, 15 september 2010

Het is ons niet geheel duidelijk hoe de Provincie dat denkt te doen en hoe de reacties gewogen worden ten opzichte van bijvoorbeeld de gemeentelijke reacties. Wij zouden u willen attenderen op het feit dat in Amersfoort veel bewonersorganisaties actief zijn, al dan niet aangesloten bij de SGLA. Wij vragen u hen actief te benaderen zodat een zo groot mogelijke input verkregen kan worden. Graag vernemen wij van u hoe de Provincie een zo breed mogelijke inbreng gestalte kan geven.

3. Reactie op Beleid Rode contouren

In uw Nota geeft u aan dat het werken met Rode contouren de Provincie goed is bevallen. Wij hebben daar wel kanttekeningen bij. Te gemakkelijk wordt door gemeenten gedacht, dat binnen de rode contouren ook volop gebouwd kan worden en dat daarbij binnenstedelijke inbreiding moet kunnen. Wij zijn niet tegen inbreiding als zodanig, maar maken ons wel grote zorgen over de effecten op de leefbaarheid van steden en van Amersfoort in het bijzonder. Daarbij moet ook zorgvuldig worden omgegaan met het leggen van een rode contour. Wij maken ons zorgen over de beoogde beperktere termijn van 4 jaar in deze passage:

“ Wel hebben meerdere gemeenten aangegeven vanaf het begin betrokken te willen zijn bij het bepalen van de ligging van de contour. Dat vergroot een juiste ligging én draagvlak. In overweging is gegeven om de contouren voor een beperktere termijn op te nemen (bijv. 4 jaar). Dat vergroot de flexibiliteit.”

De ligging van de rode contouren heeft in het verleden bij het vaststellen van het streekplan al geleid tot veel discussie. Het opnieuw ter discussie stellen hiervan, is voor ons in ieder geval aanleiding om u nogmaals te wijzen op de door ons gewenste ligging van de rode contouren voor Amersfoort. Wij verwijzen daarbij naar onze reactie op het streekplan 2005-2015, t.w. onze brief van 11 februari 2004 en onze inbreng op de hoorzitting van de Provinciale Staten over het streekplan. Wij beschouwen deze reacties nog steeds als onze leidraad en verzoeken u deze als ingelast in deze reactie mee te nemen.

Kort samengevat kwamen onze reacties neer op het buiten de rode contouren houden van:

  • • Hoogland West/Eempolders
  • • Park Schothorst, Waterwingebied Liendert
  • • Vathorst Noord en West
  • • Groengordel rond Hooglanderveen
  • • Wieken II (Bloeidal)
  • • Heiligerberger Beekdal, Park Randenbroek
  • • Nimmerdor
  • • Leusderheide, Vlasakkers
  • • Klein Zwitserland, Galgenberg, Belgenmonument
  • • Birkhoven, Bokkeduinen
  • • Stoutenburg Noord
  • • De Schammer

Zo u van mening mocht zijn dat er met de rode contouren geschoven moet worden, dan verzoeken wij u deze gebieden buiten de rode contouren te leggen en dus binnen de groene contour in te delen. Voor het Heiligenberger Beekdal past dat ook in de nieuwe visie van het huidige College van B&W in Amersfoort.

4. Reactie op Beleid Groen contouren en Indeling in Landelijke Gebieden

Wij zijn bezorgd over een aantal passages in uw Kadernota:

“Zonering landelijk gebied

Ook hiermee zijn de ervaringen veelal positief. Wel wordt aangegeven dat soms de logica achter de indeling (waarom is een gebied bijvoorbeeld LG3) niet altijd duidelijk is en dat er strakker aan de indeling vastgehouden moet worden (met name golfbanen worden genoemd). Verder is de verhouding tussen de EHS en de landelijk gebiedscategorie niet voor iedereen duidelijk. Voorgesteld is om de landschappelijk kernkwaliteiten beter te koppelen met de categorieën landelijk gebied om zo gerichter en minder grofmazig beleid te formuleren voor specifieke onderwerpen zoals landgoederen en golfbanen. Ook hier wordt een vroegtijdige betrokkenheid van gemeenten gewenst.

  • * Onze ervaring met de indeling in landelijke gebieden is helaas niet positief. Wij hebben geconstateerd dat deze indeling juist veel vragen oproept en gemeenten de mogelijkheid biedt op juist veel toe te laten. In dit kader wijzen wij op de plannen van de gemeente Amersfoort m.b.t. Hoogland West. (ontwerp Bestemmingsplan Buitengebied West en Bestemmingsplan Golfbaan en Turnhal) Wij hebben bij de gemeente een zienswijze hierop ingediend. Wij verzoeken u deze als ingelast te beschouwen. Desgewenst kunnen wij u deze ook digitaal toesturen.

“Ruimte voor ruimte - Functieverandering - Rood voor groen - Nieuwe landgoederen

Deze ontwikkelingsinstrumenten (het instrument groene werklandschappen is niet ter sprake gekomen) worden ook breed positief ervaren. In overweging is gegeven meer ruimte te bieden voor maatwerk. De eis dat bij functieverandering 50% van de bebouwing gesloopt moet worden, lijkt te rigide. Deze eis leidt tot teveel kapitaalverlies. Daarom blijven veel stallen staan. Dat heeft handhavingsproblemen tot gevolg. De regelingen ‘rood voor groen’ en ‘nieuwe landgoederen’ bleken nogal eens niet bekend te zijn. Ook worden ze te complex gevonden. Meer duidelijkheid en betere sturingsmogelijkheden worden geadviseerd”

  • * Ook hiermee zijn onze ervaringen niet positief. Als voorbeeld verwijzen wij naar de visie die de Gemeente Amersfoort heeft gemaakt op het Buitengebied West. In deze visie wordt erg makkelijk de mogelijkheid geboden voor oprukkende verstening. Er worden “landgoederen” mogelijk gemaakt, waardoor in feite minimaal 12 woningen worden toegevoegd in het Landschapspark bij Weerhorst en Boelenhof. Terwijl dit gebied volgens ons onderdeel is van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur en in het Voorontwerp PB [BP ipv PB?] hier natuurontwikkeling was voorzien. Overigens valt een groot deel van dit gebied ook onder de geluidszone Isselt. Door de forse Ruimte voor Ruimteregeling kan in de gebieden Buurtschap Coelhorsterweg/ Droevendalsesteeg (ruim 50 kavels) en Polder Over Zeldert (10-15 kavels) het aantal woningen worden verdubbeld! Dus 60-70 woningen extra! Aangezien ook sportvoorzieningen en een golfbaan zijn voorzien betekent dit een enorme druk op dit waardevolle gebied. Wij vragen juist om verscherping van de Provinciale indeling. Immers door de ruime regelingen kan bijna alles in de landelijke gebieden, terwijl dit naar onze mening nu juist niet zou moeten kunnen. Dit geeft wel aan dat niet de indeling in landelijk gebied tot problemen leidt, maar dat de mogelijkheden worden opgerekt om te kunnen bouwen. Het gaat er niet om de indeling te wijzigen, maar juist strakker te handhaven. En duidelijker te zijn in wat wel kan en wat niet kan.

In andere delen van de Utrechtse landschappen is meer ruimte voor ontwikkelingen. We willen wel dat eventuele nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden op basis van de kernkwaliteiten, de karakteristieke eigenschappen van de verschillende landschappen in onze provincie. In de Utrechtse landschappen is ruimte voor wonen, werken en recreëren. Deze dynamiek hoort bij het landschap, maar wel op zo’n manier dat de landschapskwaliteit wordt versterkt. In het werken met landschapskwaliteit gaan we uit van een samenspel tussen het beeld (wat zie je), de functies (wat gebeurt er) en robuuste structuren (samenhang, relaties). Dit betekent dat we niet alleen willen vastleggen wat de huidige landschapskwaliteit is, maar dat we ook aan willen geven hoe deze de ruimtelijke ontwikkelingen kan sturen en welke kwalitatieve randvoorwaarden het landschap aan deze ontwikkelingen meegeeft. Denk bijvoorbeeld aan grootschalige initiatieven, zoals windmolens, maar ook aan hoogbouw in het stedelijk gebied. Deze kunnen hun invloed hebben op de beleving van het landschap. Vooral in het weidse, open landschap en in de gebieden nabij de bebouwingskernen zal er een spanning blijven tussen behoud van het unieke Utrechtse landschap en druk van verstedelijking. Hieraan geven we richting, door aan te geven waar ontwikkelingen wel en niet passend kunnen zijn in de schaal van de landschappelijke structuur ter plaatse. In het landschap wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd. Bestaande bebouwing verandert van functie. Niet elke functieverandering is zonder gevolgen voor het landschap of voor andere functies. We willen hierop blijven sturen. Ons huidige beleid kent diverse regelingen voor functiewijziging in het landelijk gebied (o.a. ruimte voor ruimte, nieuwe landgoederen). We gaan in het traject naar de PRS toe deze regelingen opnieuw bezien. We bekijken of de regelgeving duidelijker kan worden, voldoende flexibiliteit biedt én zorgt voor ruimtelijke kwaliteit

“Hiervoor hebben wij beschreven welk ruimtelijk beleid wij beogen om het landelijk gebied aantrekkelijk te houden. Aan een mooi landelijk gebied alleen heb je echter weinig, ook beleefbaarheid en dus recreatiemogelijkheden zijn belangrijk. De recreatievraag zal in de looptijd van de structuurvisie waarschijnlijk groter worden. Dit heeft verschillende oorzaken. Door de vergrijzing zijn er meer ouderen met vrije tijd. De voortgaande (binnen)stedelijke woningbouw vraagt om aantrekkelijke en kwalitatief goede groene recreatiegebieden, recreatievoorzieningen en goede recreatieve verbindingen in de nabijheid van de stad. Ook de toenemende aandacht voor gezondheid en wellness vergroot deze vraag. Ten slotte kan ook de klimaatverandering, waardoor het warmer wordt, de recreatievraag laten toenemen.”

Agenda: in samenwerking met gemeenten verkennen hoe de kwaliteit van de overgangszones verstedelijkt gebied – landelijk gebied kan worden versterkt en onze rol daarin concretiseren.”

  • * Deze passages maken duidelijk dat wij ons grote zorgen moeten maken! U maakt geen duidelijke keuze voor een strikt landschapbeleid, maar juist voor flexibiliteit, waardoor in de praktijk alles mogelijk is! Juist in de Provincie Utrecht is de ruimte beperkt en dienen heldere keuzes te worden gemaakt en nageleefd. Niet alles kan en ruimtelijk beleid vraagt juist om duidelijke keuzes. De praktijk, zoals wij die ervaren, leert dat regelgeving steeds meer wordt opgerekt waardoor meer bebouwing mogelijk wordt in landelijke gebieden. Als de Provincie dan een sturende rol wil houden in de Ruimtelijke Ordening, dan hoort zij hierop veel beter te handhaven in plaats van weer meer flexibiliteit te betrachten. Kortom wij verzoeken u de overgangszones niet te versterken, omdat dit vanuit de gemeenten zal leiden tot het oprekken van de bebouwingsgrenzen.

5. Reactie op Beleid EHS

Helaas komen wij in uw Kadernota met betrekking tot het te wijzigen beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) een aantal passages tegen die ons zorgen baren. Ook hier wordt weer flexibiliteit betracht en lijkt het erop dat u uw beleid wilt aanpassen helaas niet ten gunste van de EHS, maar juist ten nadele hiervan.

“Keuze: wij bestendigen de hoofdlijnen van ons natuurbeleid. In de werkingsperiode van de Structuurvisie realiseren we de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief de robuuste ecologische verbindingszones (RVZ). Daarbij actualiseren we de begrenzing van de EHS aan de ontwikkelingen van de afgelopen jaren. “

“Ook zullen we kritisch bekijken of alle gebieden die aangewezen zijn als EHS nog steeds terecht deze status hebben en of er gebieden zijn die de EHS wellicht aan kunnen vullen. Bij de realisatie van de EHS doen zich knelpunten voor. Zo worden de kansen om grond te verwerven kleiner en de kosten hiervan hoger. Ook blijkt bij de realisatie dat op sommige plaatsen de beoogde doelen wellicht niet (direct) haalbaar zijn. We zullen bekijken in hoeverre dit invloed heeft op ons huidige EHS-beleid.”

“Om te komen tot zowel een ontwikkelingsgerichte omgang met de EHS als tot een betere ruimtelijke bescherming van de EHS, hebben Rijk en gezamenlijke provincies de Spelregels EHS uitgewerkt. Dit is een beleidskader waarin de mogelijkheden van compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzing EHS nader zijn uitgewerkt. Hierbij is uitgewerkt in welke mate en onder welke vooraarden ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, waarbij het functioneren van de EHS niet wordt aangetast of zelfs verbeterd. Dit kader verwerken wij in de structuurvisie. Dit is een geringe aanpassing van ons beleid, die het praktisch toepasbaar maakt en de flexibiliteit vergroot, zonder dat de afweging van het natuurbelang verminderd wordt. De rode kaart voor de biodiversiteit is een gevolg van met name versnippering, verdroging en achterblijvende milieukwaliteit. Zeker versnippering is ruimtelijk gerelateerd. De natuurgebieden zijn gebieden waar ook andere functies, zoals recreatie naar kijken voor het realiseren van hun doelstellingen. Daarbij liggen er nu ook al veel functies in de EHS-gebieden die de biodiversiteit kunnen beperken en die op hun beurt in hun ontwikkelingen beperkt worden door de EHS. Denk aan woonbebouwing en verblijfsrecreatie op de Utrechtse Heuvelrug en in de plassengebieden. Deze elementen zijn vanuit de gevestigde functie geen natuur, maar hebben wel de bescherming van de EHS gekregen vanwege hun samenhang met de omliggende natuurgebieden. Hetzelfde geldt voor doorgaande routestructuren. In de komende periode willen we onderzoeken hoe hiermee omgegaan kan worden, zodat de functies minder met elkaar botsen en indien mogelijk zelfs elkaars ontwikkeling kunnen gaan versterken. We denken hierbij bijvoorbeeld aan het uit de EHS halen hiervan. We zoeken hierbij naar een optie die zowel zorgt voor het goed functioneren van de EHS, als van de nu ingesloten functies. Hieraan gerelateerd is ook het nabijheidsbeginsel dat op dit moment in ons EHS-beleid is opgenomen en dat wij willen heroverwegen. Dit beginsel, wat inhoudt dat het nee, tenzij regime ook van toepassing is in de nabijheid van de EHS, beperkt de mogelijkheden van functies nabij de EHS.”

  • * Wij verzoeken u niet uit te gaan van aanpassing van de EHS, maar zorg te dragen voor het handhaven van de EHS. Tevens verzoeken wij u tot het stringenter voeren van het Nee tenzij beleid. Wij lezen in bovengenoemde passages een tendens naar een Ja mits beleid en dat was volgens ons nooit de bedoeling. Met een duidelijke EHS en een duidelijke handhaving hiervan, wordt helderheid en rechtszekerheid geschapen. Door hierop terug te komen, wekt u de indruk niet als hoeder van de EHS te willen optreden, maar te wijken voor gemeenten en ontwikkelaars die graag willen bouwen.

6. Reactie op de Relaties met Structuurvisie Randstad 2040, Ontwikkelingsvisie NV Utrecht, VERDER pakket, Visie 2040

De SGLA heeft al eerder in reactie op de Ontwikkelingsvisie NV Utrecht haar zorgen kenbaar gemaakt. Wij zijn van mening dat de Gemeente Amersfoort al ruim voldaan heeft aan haar taakstellingen in het verleden met betrekking tot woningbouw. Deze taakstelling heeft geleid tot een dusdanige aanzienlijke groei, dat wat ons betreft de grenzen daarvan nu duidelijk zijn bereikt. In Amersfoort hebben wij met een aantal opgaven te maken gehad:

• Groeistad, periode 1981-1994. Dit betrof een aantal te realiseren woningen van 15000

• Vinex, dit was de eerste aanzet voor de discussie Vathorst, de opgave was toen 6.700

• Vinac (actualisatie Vinex locaties + bestuurlijke herindeling. Voor Amersfoort kwam er toen een extra opgave van 3.000 woningen bij, zodat het totaal aantal in Vathorst te bouwen woningen op 9.700 kwam voor de periode 2002-2015

Dit heeft geleid tot het ontwikkelen van:

  • In de groeistad periode 1981-1994:
  • Schothorst Noord: 3.200
  • Zielhorst: 3.300
  • Kattenbroek: 4.550
  • BSG, Hoogland, Hooglanderveen: 2.500
  • CSG (inclusief in uitvoering) 2.000
  • In totaal 15.550

Daarbovenop is Nieuwland ontwikkeld, met een totaal van 4.650, dit was dus al een surplus m.b.t. de taakstelling van groeistad.

De uitbreidingstaakstelling van Vinex (+Vinac) is vorm gegeven in het bestemmingsplan Vathorst. Hierin worden 10.900 woningen voorzien, dus 1.200 meer dan de oorspronkelijke taakstelling. Buiten deze taakstellingen om is in het BSG in de periode tot 2015 nog een aantal van 1000 woningen voorzien. Kortom de Gemeente Amersfoort heeft altijd al veel meer gebouwd dan de opdracht was. Wij kunnen ons dan ook niet vinden in de genoemde nieuwe aantallen in de Ontwikkelingsvisie NV Utrecht.

Voor Regio Amersfoort wordt conform de afspraken in het kader van NV Utrecht voorzien een taakstelling van:

  • Tot 2015: 7.500
  • 2015-2020: 7.000
  • 2020-2030: 5.200

In deze aantallen tot 2015 zijn Vathorst en een deel BSG inbegrepen. Het is ons niet geheel duidelijk welke aantallen precies waaraan toegerekend moeten worden. De nieuwe opgave na 2015 is dus blijkbaar: 7.000 + 5.200 = 12.200

Uit notities voor NV Utrecht hebben wij kunnen herleiden dat wordt uitgegaan van:

  • Vathorst West: 2.000 (eerder was sprake van 3.000)
  • NS emplacement 1.000 (inmiddels wordt ook over 2.000 nagedacht)
  • Isselt 500
  • Inbreiding Amersfoort (netto) 1.200 (Amersfoort Vernieuwt, Lichtenberg)
  • Regionaal 4.000 bv Vliegbasis Sooesterberg, Woudenberg, Eemnes, Leusden
  • Is totaal 8.700

Wij vragen ons af waar het restant van 3.500 gebouwd moet worden. De SGLA vindt dat in Amersfoort de ruimte zeer beperkt is, en er te gemakkelijk van uitgegaan wordt dat deze nieuwe aantallen wel te realiseren zijn. Wij hebben ook bezwaren tegen de genoemde locaties. Uit gemeentelijke onderzoeken blijkt dat Vathorst West niet zonder grote tekorten is te realiseren. Daarnaast vinden wij deze locatie ongewenst, omdat het bouwen in Vathorst West de spreekwoordelijke druppel is, die leidt tot het vastlopen van de A1. Maatregelen zoals nu voorgesteld, leiden wel tot 10 minuten tijdwinst, maar desondanks zullen de bewoners van Vathorst 20-50 minuten nodig hebben om hun wijk uit te komen! Ook vanuit dit oogpunt is heroverweging van de bouw Vathorst West noodzakelijk. Met betrekking tot de locatie NS emplacement kunnen wij ons vanuit het oogpunt van de geschikte ligging wel enige woningbouw voorstellen, maar wij vragen ons af wat hiervan de kosten zullen zijn, met name in verband met een mogelijk vereiste milieusanering. Ook kan deze locatie grote gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van het westelijk deel van Amersfoort.

Inmiddels blijkt ook dat de bouw in Vathorst grote vertraging oploopt en dat woningen nauwelijks meer worden verkocht. Dit heeft uiteraard met de economische crisis te maken, maar wij denken dat dit ook te maken heeft met de keuze die de woonconsument nu heeft uit meerdere vestigingsplaatsen. Dat in het verleden Amersfoort goed in de markt lag had mede te maken met het feit dat in die periode in Amersfoort veel en in overige delen van het land c.q. provincie minder locaties vrij kwamen. Dit is nu niet meer het geval. Vanuit dat perspectief vinden wij dat een heroverweging van aantallen nieuw te bouwen woningen op zijn plaats is. Dit voorkomt dat de gemeente op basis van alleen aantallen besluiten neemt die onomkeerbaar zijn; die maatschappelijk tot veel discussie zullen leiden en grote financiële risico’s met zich meebrengen.

Ook hebben wij vraagtekens bij de bevolkingsprognoses. In het algemeen wordt een krimp in de bevolkingsgroei verwacht, die nu al zichtbaar is in diverse delen van het land. Wellicht zal dat in onze provincie iets langer duren, maar de kans is groot dat ook de provincie Utrecht te maken zal krijgen met een krimpende bevolkingsgroei. Door steeds toch te willen inzetten op groei en nieuwbouw kan dat op langere termijn leiden tot leegstand, zoals dat nu al te zien is m.b.t. kantoorlocaties. Ook daarvan werd lange tijd gedacht dat de bomen tot in de hemel groeiden, maar inmiddels staan ook in Amersfoort ongeveer 200 kantoorpanden leeg en is de verkoop van bouwgrond voor kantoorlocaties gestagneerd.

Kortom, wij vragen u de in de provincie en met name in de regio Amersfoort nieuw te bouwen woningen te heroverwegen.

7. Reactie op Visie 2040

Uw visie op het jaar 2040 roept bij ons veel vragen op. Wij hebben een aantal passages gevonden, die naar onze mening meer vragen oproepen en waaraan geen antwoorden ontleend kunnen worden.

“De provincie is meegegroeid met de klimaatverandering, met name voor de waterveiligheidsopgave. De rivierverruimende maatregelen van Ruimte voor de Rivier zorgen ervoor dat hoogwater veilig afgevoerd kan worden. Nieuwe normen hebben ervoor gezorgd dat de dijken aangepast zijn om de overstromingskans te beperken. De dijken nemen hierdoor meer ruimte in. Bij de Grebbedijk, waar extra veiligheid gewenst was voor het achter liggende lage gebied, is een Deltadijk gerealiseerd die zo breed en sterk is, dat de kans op een plotselinge overstroming vrijwel nihil is.”

  • * Wat voor financiële consequenties heeft dit en wie moet dat gaan betalen. Hoe staat dit in verhouding met bouwlocaties? Van bijvoorbeeld Vathorst West is bekend, dat dit een laaggelegen gebied is. Hoe groot zijn de overstromingskansen hier, en wat betekent het als toch zou worden besloten deze locatie te ontwikkelen. Welke kosten gaan hiermee gepaard?

“De woningen zijn sinds 2020 energieneutraal gebouwd en ook de toen al bestaande woningen zijn inmiddels energieneutraal”

  • * Amersfoort heeft (gelukkig) nog veel oude woningen, zoals de monumentale binnenstad, maar ook veel wijken van voor de 2e wereldoorlog. Dit zijn woningen die niet bepaald energiezuinig zijn en waarschijnlijk ook moeilijk te maken zijn. Dit als een beleidsvoornemen op te nemen is onrealistisch en zal voor bewoners tot hoge en onmogelijke kosten leiden. Wij verzoeken u deze visie dienovereenkomstig bij te stellen, dan wel hiervoor veel geld vrij te maken.

“Amersfoort en Almere zijn beter met elkaar verbonden. Er is voor gekozen geen geheel nieuwe provinciale of snelwegen aan te leggen, met uitzondering van een enkele omlegging of noodzakelijke verbinding. Technische ontwikkelingen hebben de doorstroming van verkeer aanmerkelijk verbeterd. Desondanks bleek verruiming van de capaciteit van bestaande wegen vaak noodzakelijk. Vooral vanwege de groei van het goederenvervoer. Daarbij zijn de kansen benut om deze wegen zo goed mogelijk in te passen in het landschap, waarbij nieuwe langzaam verkeers- en ecologische verbindingen zijn gerealiseerd. Op meerdere punten zijn de hoofdassen en het stedelijke wegennetwerk met elkaar verbonden. Bij de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties is multimodaliteit een sturende factor geweest.”

  • * Wij hebben waardering voor dit streven, maar vragen ons wel af hoe u dit wilt realiseren. Welke verbinding tussen Amersfoort en Almere heeft u voor ogen. Wat bedoelt u met de passage dat capaciteit van bestaande wegen moet worden verruimd? Welke wegen heeft u in het vizier? Wat bedoelt u met het inpassen van wegen in het landschap? Welke wegen en welke landschappen? Wat bedoelt u met het verbinden van hoofdassen en stedelijk wegennetwerk? Wat heeft dat voor consequenties? Welke nieuwe verstedelijkingslocaties voorziet u en wat betekent het, dat bij de keuze daarvan multimodaliteit een sturende factor is. Wij verzoeken u deze voorstelling van zaken te verduidelijken. O.i. wordt een sterk verhullend taalgebruik gebezigd.

“De werkgelegenheid in de provincie is harder gegroeid dan de beroepsbevolking. Er heeft een transitie plaatsgevonden naar zorg-, kennis- en creatieve economie. Dat heeft geleid tot meer werkgelegenheid in de woonwijken en meer kleinschalige bedrijvencomplexen. De voortrekkersrol in klimaatambities heeft hoogwaardige werkgelegenheid gegenereerd in de provincie”

  • * Als visie vinden wij dit onbegrijpelijk. Als je streeft naar een grotere werkgelegenheid dan de groei van de beroepsbevolking, betekent dit het voorzien in werkgelegenheid voor andere provincies. O.i. zal dat niet echt gewaardeerd worden. Ook zal dit leiden tot een grote mobiliteit, die nog meer druk zal geven in onze provincie. Graag een nadere toelichting op dit visie onderdeel.

“Van met leegstand gepaard gaande krimp in de dorpen is geen sprake, de aantrekkelijkheid van de kleine kernen en dorpen blijft onverminderd groot. Vooral senioren vinden er rust, ruimte en zorg in de directe leefomgeving en op steenworp afstand een hoogwaardig cultuuraanbod”

  • * Wij plaatsen vraagtekens hierbij. Wij gaven al aan een krimp te verwachten in de bevolkingsgroei. Ook lijkt het in tegenspraak met de visie dat stadskernen moeten blijven groeien t.o.v. de dorpen. Bovendien vragen wij ons af waar u dat hoge cultuuraanbod denkt te situeren, in de landelijke gebieden?

“In de stadlandzones zijn gebieden ingericht waar ook intensievere vormen van recreatie (zoals golfbanen) zijn ingepast. Voor de diverse vormen van recreatie is er een netwerk van verbindingen dat reikt tot diep in de steden”

  • * Ook deze passage baart de SGLA zorgen. Wij pleiten expliciet voor extensieve recreatie in dit soort gebieden, zodat de landschappelijke waarde bewaard kan blijven. Wij vragen ons af, waarom u aan golfbanen zo´n hoge prioriteit toekent? Deze nemen veel ruimte in en de vraag is of de behoefte in 2040 nog zo groot zal zijn! Kunt u dit standpunt nader onderbouwen?

8. Reactie op Inzet Beleid 2025

Met betrekking tot de woningbouwproductie verwijzen wij u naar onze mening hierover in vorige passages. Verder vragen wij om verduidelijking van de volgende passages, met name voor de stad Amersfoort.

“Om als regio aantrekkelijk te blijven is het realiseren van een omvangrijke binnenstedelijke woningbouwopgave een cruciale opgave. Conform de NV Utrecht-ambitie willen wij tweederde deel van deze opgave binnenstedelijk realiseren. Om meerdere redenen vinden wij dit noodzakelijk. Het binnenstedelijk bouwen voorkomt extra claims op het landelijk gebied, kan bijdragen aan een beter draagvlak voor zowel openbaar vervoer als voor tal van voorzieningen (w.o. het cultuuraanbod) die het wonen in de regio aantrekkelijk maken. Bovenden wil een grote groep mensen er graag wonen. Wij zien in het bestaand stedelijke gebied in onze provincie nog voldoende ruimte om deze ambitie te verwezenlijken, bijvoorbeeld door transformatie van verouderde bedrijventerreinen, schoollocaties of kantoorgebouwen. Daarbij is een zorgvuldige afweging van locaties en zorgvuldige planontwikkeling van groot belang, mede ook vanwege de woningbehoefte, de leefbaarheid en de gezondheid van de toekomstige bewoners”

  • * Welke binnenstedelijke locaties heeft u voor ogen in Amersfoort en welke aantallen woningen voorziet u daar? Welk afwegingskader is voor u van belang en hoe betrekt u daar de inwoners van Amersfoort bij? Waarop baseert u uw mening dat er nog voldoende ruimte is in Amersfoort voor binnenstedelijke locaties? Welke transformatie van bestemmingen voorziet u in Amersfoort?

“Ook de komende periode willen wij de verstedelijkingsdruk met name opvangen binnen het stadsgewest Utrecht en de regio Amersfoort. In de eindbalans NV-Utrecht is opgenomen dat hiervoor voldoende mogelijkheden aanwezig zijn. In West- en Zuidoost-Utrecht wordt de eigen behoefte primair opgevangen via inbreiding. Als er onvoldoende inbreidingsmogelijkheden zijn om de vraag op te vangen, kan uitbreiding worden overwogen, mits dat ruimtelijk aanvaardbaar is. Indien van toepassing houden wij daarbij ook rekening met migratiesaldo nul, op het niveau van de nationale landschappen. Wij zullen dit nader uitwerken in de structuurvisie. Daarin zal ook moeten blijken of de regionale opvangfunctie van Woerden en Veenendaal in de komende periode wordt gecontinueerd.”

  • * Deze passage lijkt weer in tegenspraak met uw wens om binnenstedelijk te bouwen. Maar ook hier de vraag welke uitbreidingslocaties ziet u nog in de regio Amersfoort. Wederom uiten wij onze twijfels over dit verhullend taalgebruik. Hierdoor lijkt het of voor Amersfoort toch weer uitbreidingslocaties worden voorzien. Wij zijn bevreesd dat dit dan Hoogland West en/of Stoutenburg betreft. Wij wijzen beide locaties als uitbreidingslocaties af. De landschappelijke waarde van deze gebieden is hiervoor veel te groot. Wij verzoeken u hierover een duidelijk standpunt in te nemen en aan te geven dat u voor Amersfoort geen uitbreidingslocaties meer voorziet.

“Knooppunten zijn er op verschillende niveaus. De stationsgebieden van Utrecht en Amersfoort kunnen een rol spelen op nationaal niveau”

  • * Kunt u deze zinsnede en de consequenties daarvan nader toelichten?

“In andere delen van de Utrechtse landschappen is meer ruimte voor ontwikkelingen. We willen wel dat eventuele nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden op basis van de kernkwaliteiten, de karakteristieke eigenschappen van de verschillende landschappen in onze provincie. In de Utrechtse landschappen is ruimte voor wonen, werken en recreëren. Deze dynamiek hoort bij het landschap, maar wel op zo’n manier dat de landschapskwaliteit wordt versterkt. In het werken met landschapskwaliteit gaan we uit van een samenspel tussen het beeld (wat zie je), de functies (wat gebeurt er) en robuuste structuren (samenhang, relaties). Dit betekent dat we niet alleen willen vastleggen wat de huidige landschapskwaliteit is, maar dat we ook aan willen geven hoe deze de ruimtelijke ontwikkelingen kan sturen en welke kwalitatieve randvoorwaarden het landschap aan deze ontwikkelingen meegeeft. Denk bijvoorbeeld aan grootschalige initiatieven, zoals windmolens, maar ook aan hoogbouw in het stedelijk gebied. Deze kunnen hun invloed hebben op de beleving van het landschap. Vooral in het weidse, open landschap en in de gebieden nabij de bebouwingskernen zal er een spanning blijven tussen behoud van het unieke Utrechtse landschap en druk van verstedelijking. Hieraan geven we richting, door aan te geven waar ontwikkelingen wel en niet passend kunnen zijn in de schaal van de landschappelijke structuur ter plaatse.”

“In het landschap wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd. Bestaande bebouwing verandert van functie. Niet elke functieverandering is zonder gevolgen voor het landschap of voor andere functies. We willen hierop blijven sturen. Ons huidige beleid kent diverse regelingen voor functiewijziging in het landelijk gebied (o.a. ruimte voor ruimte, nieuwe landgoederen). We gaan in het traject naar de PRS toe deze regelingen opnieuw bezien. We bekijken of de regelgeving duidelijker kan worden, voldoende flexibiliteit biedt én zorgt voor ruimtelijke kwaliteit”

“We kunnen onze ambitie alleen bereiken als het ruimtelijk beleid hier ruimte voor biedt, zowel voor wat betreft de locaties van duurzame energieopwekking, als voor het bijbehorende distributie- en opslagsysteem. De omschakeling naar duurzame vormen van energievoorziening kan echter gevolgen hebben voor bijvoorbeeld het landschapsbeeld. Denk aan de aanwezigheid van windturbines of biomassaproductie en -centrales in het landschap. Bij de analyse naar de mogelijke bijdrage van de verschillende vormen van duurzame energie zal dit nadrukkelijk aan de orde komen.”

  • * Dit zijn passages die weer tot veel ongerustheid leiden. Ook hier wordt het duidelijk dat de provincie niet kiest voor een handhavende rol, maar eerder voor een faciliterende rol ten koste van het landschap. Geen duidelijke keuze, maar eerder een beleid van alles kan en mag. Wij vinden dit niet terecht en verzoeken u helderheid te verschaffen over welk afwegingskader u wilt gaan hanteren. Op de beschreven wijze is het beleid een wijde zak en geeft het geen enkele rechtszekerheid. Aanpassing van deze passages vinden wij dan ook onontbeerlijk.

9. Reactie op Beleid Bedrijventerreinen

Wij kunnen ons vinden in mogelijkheden voor transformatie van bedrijventerreinen voor ander soort bedrijvigheid, mits dat niet leidt tot verzwaring van milieuproblematiek (lucht, geluid, toename verkeer). Voor transformatie naar woningbouw zijn er wellicht ook mogelijkheden, maar ten aanzien hiervan zal goed gekeken moeten worden of de baten opwegen tegen de kosten (milieusanering, aanleg infrastructuur en voorzieningen). Wij zien in de omgeving van Amersfoort, mede gezien de aanzienlijke leegstand geen reden voor de aanleg van nieuwe kantoorlocaties en/of bedrijventerreinen. De huidige capaciteit lijkt ons ruim voldoende.

"Voldoende arbeidspotentieel en het bieden van een aantrekkelijk woonmilieu is nog niet voldoende voor een economisch krachtige regio. Zeker niet als we de ambities willen realiseren die we hebben met betrekking tot de kennis- en creatieve economie. Daarvoor zijn ook aantrekkelijke vestigingsmogelijkheden voor bedrijven en instellingen noodzakelijk. Voor de werklocaties zijn de komende jaren intensivering, herstructurering en transformatie de belangrijkste opgaven. Wij willen dat de beschikbare ruimte optimaal wordt benut. Daarvoor moeten de bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties worden aangepast aan de eisen die het moderne bedrijfsleven stelt. Op die manier blijven deze terreinen aantrekkelijk voor bedrijfsvestiging, kan de ruimte optimaal worden benut en willen wij de behoefte aan nieuwe terreinen beperken. Ook mogelijkheden voor functiemenging en transformatie moeten hierbij aan de orde komen. Op nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein willen wij ruimte bieden voor hervestiging van bedrijven in verband met de transformatieopgave in het bestaand stedelijke gebied (verouderde en/of hinderlijke bedrijvenlocaties naar woningen). Ook willen wij hoogwaardige locaties ontwikkelen voor economisch kansrijke sectoren die een impuls geven aan de versterking en vernieuwing van de economische structuur. Voor de verdere concretisering van dit beleid ontwikkelen wij op korte termijn een visie op de economische structuur."

  • * De gemeente Amersfoort is samen met de regio al bezig met de ontwikkeling van eigen visies. In hoeverre worden deze met die van de provincie afgestemd en is er ook sprake van bewonersparticipatie?

"Het huidige aanbod aan kantoren en de nog aanwezige plancapaciteit is naar onze verwachting ruim voldoende voor de komende jaren. Wij zullen dan ook geen nieuwe, grootschalige kantoorlocaties opnemen in de structuurvisie, en willen met gemeenten in overleg over het terugdringen van de huidige plancapaciteit. Gezien de plannen die nog gerealiseerd kunnen worden, voorzien wij zonder bijsturing een nog grotere leegstand van kantoren van lagere kwaliteit. Via een gebiedsgerichte aanpak en herbestemming van de locatie of het gebouw willen wij hiervoor oplossingen zoeken."

  • * Met dit standpunt zijn wij het eens.

"Voor bedrijventerreinen is, mede overeenkomstig het Convenant bedrijventerreinen 2010-2020 dat tussen Rijk/VNG en IPO is afgesloten, de SER ladder leidend. Dit betekent dat er optimaal wordt ingezet op herstructurering en intensivering van het ruimtegebruik op bestaande bedrijventerreinen, en dat nieuwe terreinen uitsluitend kunnen worden gerealiseerd als de behoefte niet op bestaande terreinen kan worden gevonden. In onze provincie zal volgens het Convenant tot 2020 nog maximaal 335 ha netto nieuw bedrijventerrein kunnen worden ontwikkeld. Het Convenant vraagt aan gemeenten om in het komende jaar te komen tot regionale samenwerking op het gebied van bedrijventerreinen"

  • * Zoals al aangeven lijkt het ons in Amersfoort niet nodig nog meer bedrijventerreinen te ontwikkelen.

10. Reactie op Beleid Bereikbaarheid

De SGLA heeft uitgebreid gereageerd op de rapporten van VERDER. Wij hebben met betrekking tot Amersfoort hiervoor ook een matrix gemaakt, waarbij wij op de voorgestelde maatregelen een reactie hebben gegeven. Wij verzoeken u deze matrix als ingelast te beschouwen, indien nodig kunnen wij u deze digitaal toesturen.

Kort gezegd komt deze reactie neer op:

  • • Wij zien weinig heil in maatregelen aan de westkant van Amersfoort, voornamelijk omdat deze nog meer sluipverkeer zullen bevorderen en de ecologische waarden in dit gebied hierdoor ernstig aangetast kunnen worden.
  • • Wij zijn vóór aanpak van de problematiek van de snelwegen A1 en A28, mits er zorgvuldig mee wordt omgegaan en de geluid en milieu aspecten worden ingepast.
  • • Wij zijn tegen HOV oplossingen rond de Birktststraat.
  • • Wij zetten grote vraagtekens bij een aansluiting op de A1 voor Vathorst West, omdat dit zal leiden tot nog meer verkeersdruk op de A1 én het geen echte oplossing voor de bewoners van Vathorst West zal zijn. Mede daarom raden wij een ontwikkeling van Vathorst West af.
  • • Voor knooppunt Hoevelaken hebben wij een eigen voorstel ingebracht.

"Met alleen mooi wonen en voldoende werkgelegenheid zijn we er niet, bereikbaarheid is essentieel voor een aantrekkelijk vestigingsmilieu. Het is de verwachting dat de (auto)mobiliteit de komende jaren nog sterk zal toenemen. Dat zet de bereikbaarheid van de regio verder onder druk. De kunst is om hier op een verantwoorde manier mee om te gaan. Nog meer dan in de afgelopen jaren stemmen wij infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling op elkaar af. De infrastructuur zal meer leidend zijn bij de keuze van nieuw te ontwikkelen locaties. Naast kostenvoordelen leidt dit tot betere benutting van de bestaande infrastructuur, minder ruimtebeslag voor de aanleg van nieuwe infrastructuur, minder doorsnijding van het landschap, minder versnippering van biotopen, en mogelijk een mindere milieubelasting. Daar waar de infrastructuur wordt aangepakt, willen wij deze zo goed mogelijk inpassen in de omgeving. Er doen zich daarbij kansen voor om nieuwe recreatieve en ecologische verbindingen te realiseren."

  • * Tegen dit soort verhullend taalgebruik hebben wij onze bedenkingen. Dergelijke teksten hebben wel eens geleid tot nieuwe uitbreidingswijken. Als infrastructuur leidend zal zijn voor nieuwe locaties, wat betekent dat dan precies? Wordt dan gedacht aan het verbinden van snelwegen door polders [bijv. Hoogland West?]. Is de aanwezigheid van een station leidend? En wordt dan bijvoorbeeld aan Stoutenburg Noord gedacht? Kortom, wij verzoeken u helder taalgebruik te gebruiken duidelijk aan te geven wat voor Amersfoort de bedoeling is. Nieuwe uitbreidingslocaties zijn naar onze mening niet nodig en onwenselijk.

"De inhaalslag die nu gemaakt wordt met de capaciteitsuitbreiding van het Utrechtse rijkswegennet, zal leiden tot afname van sluipverkeer en dus tot minder verkeer op het onderliggende wegennet, vooral in de spits. De besluitvorming hierover is naar verwachting in 2014 afgerond. Daarna zal de praktijk moeten uitwijzen hoe automobilisten uiteindelijk hun route kiezen. Dan is het pas mogelijk om een robuust plan te maken voor het oplossen van doorstromingsknelpunten op het provinciale wegennet. Buiten de nu reeds geplande, is het plannen van geheel nieuwe tracés voor ons niet aan de orde, wel eventuele omlegging en het realiseren van noodzakelijke verbindingen."

  • * Wij delen uw visie dat eerst duidelijk moet zijn of de uitbreiding van de capaciteit van de snelwegen de problemen met sluipverkeer oplossen. Het past dan ook niet in deze visie om, bijvoorbeeld in Amersfoort over de Westtangent te discussiëren. M.b.t. de Westtangent zullen te nemen maatregelen het sluipverkeer alleen maar doen toenemen. Het is o.i. dan ook onnodig hieraan 60 miljoen euro te besteden.

"De planstudies Ring Utrecht en de driehoek A1/A28/A27 en knooppunt Hoevelaken die momenteel worden uitgewerkt bieden kansen om Utrecht als aantrekkelijk woongebied met veel hoogwaardige werkgelegenheid en waardevolle landschappen te versterken. Daarbij is het zaak om de kansen te benutten die ontstaan voor bijvoorbeeld het versterken van de stad-landrelaties"

  • * Wat wordt eigenlijk met deze passage bedoeld? Wederom is hier verhullend taalgebruik toegepast.

11. Reactie op Sturingsfilosofie

In de nieuwe wet RO is sprake van het feit dat de Provincie zich terughoudend opstelt. Uit deze nota blijkt echter o.i. dat de provincie de regie in handen wil houden. Wij kunnen ons daarin wel vinden, mits de provincie zich dan ook houdt aan haar eigen uitgangspunten. Wij hebben te vaak gezien, bijvoorbeeld bij het Nee-tenzij beleid voor de EHS, dat de provincie de gemeente en ontwikkelaars erg gemakkelijk tegemoet komt. De SGLA is voor de afspraak dat de provincie optreedt als hoeder van het landschap. De onderstaande passages geven daar nog niet veel hoop op. Wij verzoeken u dan ook zo duidelijk mogelijk te zijn en de handhavingstaak expliciet te beschrijven (en te hanteren).

"In het stedelijke gebied is onze betrokkenheid duidelijk minder dan in het landelijk gebied. Op de rode contouren sturen wij wel intensief, maar daarbinnen ligt toch vooral het lokale domein."

  • * Als dit het beleid van de provincie gaat worden, wordt de ligging van de rode contouren nog belangrijker. Wij vinden het wel een goede zaak dat de provincie regisseert. Immers als tot aan de grenzen van de rode contouren massaal gebouwd kan worden, heeft dat consequenties voor de landelijke gebieden. Juist de overgang tussen rood en groen vraagt om zorgvuldige sturing. Overigens zou sturing binnen de rode contouren ook geen kwaad kunnen om te voorkomen dat er ongebreideld gebouwd gaat worden.

"De aanwezigheid van 5 Nationale Landschappen binnen de provinciegrenzen, benadrukt de wenselijkheid hiervan. Dit betekent dat wij ons intensief zullen blijven bemoeien met de ruimtelijke ordening, maar uiteraard alleen vanuit de regionale invalshoek, zoals de EHS, cultuurhistorische structuren (w.o. de linies), wateropvang locaties, de kernkwaliteiten van het landschap, regionale economie, bereikbaarheid en verstedelijkingslocaties. De in Utrecht2040 geformuleerde ambities vragen eveneens om sturing, mede via het ruimtelijk spoor."

  • * Wij zijn blij met de aanwezigheid van de 5 landschappen. Helaas hebben de landschappen geen wettelijke bescherming. De rol van de provincie als handhaver is dus hiervoor beslist noodzakelijk.

"Een verordening beschouwen wij als onmisbaar voor een doelmatig ruimtelijk beleid. De verordening zetten wij alleen in als dit effectief en doelmatig is voor het realiseren van de provinciale ruimtelijke belangen, als dit van belang is voor de positie van de inwoners of als het Rijk dit van ons eist De verordening moet eenvoudig en helder zijn en niet leiden tot overbodige regelgeving en bureaucratie. Dit betekent dat we terughoudend zullen zijn in het opnemen van regels. De andere kant van deze medaille is dat we de naleving van de opgenomen regels wel strikt ter hand zullen nemen. Kortom: beperking in de regelgeving, maar intensieve naleving. Naast wettelijke instrumenten gaan wij het ruimtelijk beleid realiseren door een nieuw Uitvoeringsprogramma. Juist omdat transformatieprocessen in de ruimtelijke ordening de komende periode essentieel worden om de gewenste kwaliteit van de leefomgeving te kunnen realiseren is een ontwikkelende rol in toenemende mate noodzakelijk. Daarvoor biedt een Uitvoeringsprogramma mogelijkheden. Regelgeving is hierbij enkel randvoorwaardenstellend. In de Uitvoeringsparagraaf van de PRS wordt hieraan verder invulling gegeven."

"De afgelopen jaren hebben wij in ons ruimtelijk beleid gewerkt met ‘rode contouren’. Uit de evaluatie van de huidige Structuurvisie komt naar voren dat dit meestal als een geschikt instrument wordt beoordeeld, mits er voldoende ruimte is voor flexibiliteit en de gemeenten worden betrokken bij het bepalen van de rode contouren. Rode contouren geven helderheid over de mogelijkheden voor verstedelijking en zijn een uitstekend instrument om inbreiding te stimuleren en het buitengebied te beschermen. Mede gezien de evaluatie van deze systematiek gaan wij bekijken of een verdere flexibilisering mogelijk is. Maar wel met behoud van de beleidsdoelen die we met de rode contouren nastreven. In onze visie is uitbreiding van kernen (verlegging van de rode contouren) pas te overwegen als is gebleken dat er binnenstedelijk onvoldoende woningbouwmogelijkheden meer zijn om in de behoefte te kunnen voorzien. Net zoals in de huidige werkwijze hebben we daarbij ook oog voor de woon- en leefkwaliteit binnen het bestaand bebouwd gebied. In de Structuurvisie geven wij aan hoe wij hiermee om willen gaan. Uiteraard zijn bij de besluitvorming over uitbreiding de ruimtelijke mogelijkheden bepalend. Conform de SER ladder geldt dat evenzeer voor uitbreiding van bedrijventerreinen"

  • * Deze beide passages kunnen een gevaar inhouden. Enerzijds wil de provincie zich opstellen als behoeder, maar anderzijds vooral niet bemoeizuchtig overkomen. Ons inziens verdient het aanbeveling dat u duidelijker keuzes gaat maken. Dus niet zomaar flexibiliteit en versoepeling hanteren, maar strikt formuleren en handhaven. Alleen op deze wijze kan voor burgers rechtszekerheid ontstaan.

Concluderend, kunnen wij aangeven dat volgens de SGLA de Kadernota Ruimte als eerste stap in een Provinciale Structuurvisie nog veel te vaag en te verhullend is. Ook de rol van de Provincie wordt er niet duidelijker op. Wij verzoeken u daarom rekening te houden met onze opmerkingen en deze te verwerken in vervolgnota´s. Zoals aangegeven zijn wij bereid u eerder genoemde stukken digitaal toe te sturen. Zo nodig zijn deze ook te vinden op onze website www.sgla.nl

Graag vertrouwen wij erop dat u de vervolg nota´s, mogelijk mede op basis van het maatschappelijk middenveld en van te kennen gegeven argumenten, met veel ruimtelijke wijsheid en visie tot stand gaat brengen.