Baggerberging

Pleitnota SGLA behandeling bij Raad van State van Verzoek om voorlopige voorziening inzake Bestemmingsplan “Baggerspeciedepot Zevenhuizen 2003”, d.d. 22 oktober 2004

Pleitnota SGLA behandeling bij Raad van State van Verzoek om voorlopige voorziening inzake Bestemmingsplan “Baggerspeciedepot Zevenhuizen 2003”, d.d. 22 oktober 2004

Voorzitter,

De SGLA wil graag nog een nadere toelichting geven op bepaalde onderdelen van ons verzoek tot voorlopige voorziening mede in relatie tot de reactie van de Provincie van 7 september 2004. We handhaven overigens alles wat tot nu toe is ingebracht.

We willen nu ingaan op:

  1. Het aanwijzingsbesluit

We begrijpen niet goed hoe de Provincie kan beweren dat wij nooit eerder tegen het aanwijzingsbesluit bezwaar hebben gemaakt. Het lijkt erop dat de Provincie onze zienswijze en bedenkingen én de door Gemeente én Provincie geleverde reacties niet heeft gelezen. De SGLA heeft wel degelijk bezwaar gemaakt tegen het aanwijzingsbesluit in onze zienswijze en bedenkingen. Wij hebben daarbij niet alleen tegen het besluit zelf bezwaar aangetekend, maar ook vooral tegen de daarin opgenomen criteria. We bestrijden dus dat ons beroep op deze grond niet ontvankelijk is.

Daarbij komt de nieuwe kennis die we inmiddels hebben gekregen vanuit het rapport van NMG, waarin duidelijk is geworden dat de Provinciale zelfvoorziening al voor de aanwijzing was vervallen (mei 2002). Door het wegvallen van het provinciale zelfvoorzieningsprincipe is de spoedeisende reden als grond voor de aanwijzing dan ook onterecht geweest. Het is onbegrijpelijk dat de Provincie het loslaten van de Provinciale zelfvoorziening nooit naar voren heeft gebracht. Het lijkt er dus op dat de Gemeenteraad in Amersfoort daarmee op het verkeerde been is gezet over de spoedeisendheid van het te nemen besluit over het maken van een bestemmingsplan n.a.v. het aanwijzingsbesluit. We vinden het ook vreemd, dat ondanks het wegvallen van de provinciale zelfvoorziening, de Provincie toch dwingende voorwaarden oplegt. Men had ook de gemeente daarin vrij kunnen laten, mede gezien alle afspraken vanuit het verleden. De nu opgelegde criteria zijn dan ook voor velen de reden van de bezwaren. Reden genoeg, ons inziens, om ook een uitspraak van de Raad van State te vragen naar de legitimiteit van het aanwijzingsbesluit, zoals wij gedaan hebben in ons beroepsschrift. Wij handhaven dat dus ook.

  1. Het bestemmingsplan

De vorm van het bestemmingsplan is globaal en is helemaal bestemd voor een baggerspeciedepot. Nadere uitwerkingsregels zijn nauwelijks in de voorschriften opgenomen. Het had nu duidelijk moeten zijn waar het depot precies komt. De goedkeuringonthouding aan de 33 ha ontgaat ons dan ook. Bij de tweede partiële herziening van het streekplan zijn op basis van de Smink variant de gevolgen van de baggerdepot onderzocht en aanvaardbaar geacht. Hierbij ging het nadrukkelijk om de variant van Smink met het omkaderde putmodel. Hierop is ook de eerdere uitspraak van de Raad van State inzake de tweede partiële herziening gebaseerd.

Bij die uitspraak is de Raad van State eruit vanuit gegaan, dat er nog een nadere uitwerking komt. Zo staat in deze uitspraak dat pas bij een nadere uitwerking in het bestemmingsplan op basis van artikel 49 WRO tot schade vaststelling kom worden gekomen. Met andere woorden de uitwerking via een bestemmingsplan zou daarover pas duidelijkheid kunnen geven. Het huidige voorliggende bestemmingsplan geeft die duidelijkheid echter nog steeds niet. Het hele bestemmingsplan (92 ha) is zo goed als één op één gelijk aan de tweede partiële herziening en geeft geen enkel beeld over de toekomstige situering van het feitelijke baggerspeciedepot. Waar het gaat komen is nog steeds niet duidelijk. Dit is vreemd, omdat de tweede partiële herziening gebaseerd is op de Smink variant, waarbij de gesprekken met Smink ook na de tweede partiële herziening doorgegaan zijn. En zelfs ná de vaststelling van het bestemmingsplan zijn er convenanten met Smink getekend. Tijdens de inspraak werd zelfs een folder verspreid door de gemeente met een heel inrichtingsplan waar de ligging exact word aangegeven. Duidelijkheid genoeg dus, behalve in het bestemmingsplan!

Nog verbazingwekkender is de plotselinge openstelling voor derden om hier een baggerstort te exploiteren.. De hele procedure rond de tweede partiële herziening van het streekplan én de MER toetsing was gebaseerd op een omkaderd putmodel, de zogenaamde Smink variant. De Provincie onderbouwt haar beleidswijziging door te doen voorkomen, dat het toelaten van derden regulier beleid was. Het tegendeel is echter waar, als je kijkt naar de MER toetsing waarin derden varianten nooit getoetst zijn. Verder is ook nooit tijdens de MER-inspraak, showen van maquettes, folders, enz. aan de orde gekomen. Ook niet in het verleden genomen besluiten rond Vathorst. Wij begrijpen niet wat de reden van de Provincie is om het verleden nu anders in te kleuren dan wat er feitelijk altijd is gebeurd. Overigens zegt de Provincie in haar reactie nog steeds de voorkeur te hebben voor de Smink variant. Men zegt zelfs dat het nog steeds hebben van een voorkeur voor Smink, de reden was om deels goedkeuring te onthouden. Dat maakt het onbegrip over de redenering van de Provincie alleen maar groter.

De gevolgen van deze beleidswijziging zijn ook niet te overzien. Het is volstrekt onduidelijk hoe en op welke wijze van derden gebruik gemaakt gaat worden. Gebeurt dit alsnog via openbare aanbesteding? Of pas als Smink er van af ziet? Welke planologische voorwaarden worden er dan gesteld? Alleen aan een omkaderd putmodel zijn voorwaarden gesteld, er zijn geen voorwaarden gesteld voor andere varianten.

Het bestemmingsplan is dermate globaal dat nu geen inzicht kan worden gegeven in de gevolgen van andere varianten. Zo gaat de Provincie bijvoorbeeld volledig voorbij aan het gegeven, dat de aanwezige infrastructuur deels van Smink is en dat de afgelopen jaren met deze infrastructuur al rekening is gehouden met de komst van de stort volgens model Smink. Andere varianten kunnen dus niet zomaar aansluiten op de infrastructuur. De gevolgen zijn dus niet in te schatten.

MER

Zoals u waarschijnlijk bekend, heeft er een aanvullende MER plaatsgevonden op basis waarvan de definitieve locatiekeus heeft plaatsgevonden, waarbij Zevenhuizen als locatie uit kwam (overigens was dat niet de meest milieuvriendelijke variant). De provincie heeft deze variant zelf als meest logische gekozen op basis van de Sminkvariant en heeft hier toen ook haar beleid op afgesteld. Mogelijke varianten van derden zijn door de MER nooit getoetst. We snappen niet goed hoe een bestemmingsplan nu plotseling opengesteld wordt voor derden als daaraan geen MER toetsing aan vooraf is gegaan. We vragen ons dan ook af, en dat hebben wij bij de hoorzitting bij de Provincie ook gedaan, of opnieuw een MER moet worden gemaakt als er nu een derde zich meldt voor invulling van de baggerspeciedepot. En wat zijn daarvan de consequenties? Kortom door nu derden toe te laten, en dat zelfs als randvoorwaarde voor het bestemmingsplan te benoemen (zoals de Provincie dat doet) is er sprake van een bestemmingsplan dat onvoldoende getoetst is op milieu effecten.

Het bestemmingsplan zegt niet dat er een omkaderd putmodel moet komen, maar geeft alleen voorwaarden aan indien er een omkaderd putmodel komt. Derden zouden dus ook een ander model kunnen kiezen. Door goedkeuring te onthouden aan de 33 ha baggerspecie, kan de baggerspecie ook worden uitgesmeerd over een groter gebied binnen het bestemmingsplan. Dat is nooit meegenomen in de MER en daarmee dus ook in strijd met de onderliggende besluitvorming. Als dus niet alleen het plan Smink bepalend is, dan dient er alsnog een aanvullende MER te komen.

Vorm van het bestemmingsplan

We zijn zeer bezorgd over de globaliteit van dit bestemmingsplan. Zelfs een uitwerkingsverplichting ontbreekt. Er worden nu mogelijkheden gecreëerd die nooit zijn onderzocht, nooit ter sprake zijn gebracht en dus niet aan inspraak onderhevig zijn geweest, en nooit op gevolgen zijn beoordeeld. Marktpartijen hebben op basis van dit bestemmingsplan de mogelijkheid naar eigen inzicht een baggerdepot te realiseren, zonder dat daar planologisch duidelijke criteria zijn aangegeven. Het lijkt er op dat dan de milieuvergunning het planologische kader zou moeten gaan worden. Terwijl juist een bestemmingsplan door het opnemen van voldoende voorschriften die rechtszekerheid zou moeten geven.

Hindercontour

De gevolgen van een bestemming dient zichtbaar te zijn op kaarten. Voor wat betreft de gevolgen is er geen enkel beleid in de voorschriften of plankaart opgenomen, noch in het aangrenzende gedeelte op de kaart. Hiervoor moet je te raden gaan bij een ander bestemmingsplan. Voor wat betreft de baggerberging is in het bestemmingsplan Vathorst een hindercontour opgenomen als gevolg van de mogelijke komst van een baggerspeciedepot. Deze hindercontour als gevolg van de toegestane bedrijfsactiviteit wordt dus niet in het bestemmingsplan Baggerspeciedepot Zevenhuizen zelf zichtbaar gemaakt. De provincie maakt niet inzichtelijk, wat het onderliggende beleid is dat geleid heeft tot het opnemen van deze contour in het bestemmingsplan Vathorst en de door haar altijd genoemde contour van 500 m. Het is daarom ook niet duidelijk hoe de hindercontour nu uiteindelijk zal liggen en hoe groot deze contour zal zijn.

Financiële onderbouwing

Het plan wordt op haalbaarheid nergens financieel onderbouwd. Uit het MMG rapport blijkt, dat er minder bagger te verwerken dan eerder was aangenomen. Ook de locatiekeuze blijkt een minder gewenste voor bagger aanleveraars, aangezien deze partijen liever gebruik maken van een locatie aan een waterweg. Dit werpt ook een ander licht op de financiële haalbaarheid. Door derden toe te laten kan de Provincie niet voldoen aan de voorwaarde van financiële haalbaarheid. Een reden te meer om nog eens kritisch naar dit plan te kijken.

  1. De reden om voor schorsende werking te verzoeken

Zowel Provincie als Gemeente geven aan te willen zoeken naar alternatieven. Dat wordt zelfs na het vaststellen van het bestemmingsplan nog steeds volgehouden, waarbij men aangeeft te blijven zoeken totdat de Raad van State uitspraak heeft gedaan. Dit is voor ons óók een reden om te verzoeken over te gaan tot het treffen van een voorlopige voorziening, zodat schorsende werking plaats vindt en er meer mogelijkheden komen om te zoeken naar alternatieve verwerking. Immers de markt is nu open en er is dus ook wellicht meer mogelijk.

Het blijft voor ons vreemd, tegelijkertijd naar alternatieven kunnen en willen zoeken, en een bestemmingsplan vaststellen waarmee een recht wordt gevestigd. Dat blijkt ook uit het feit dat de firma Smink kort daarna een milieuvergunning heeft aangevraagd.

Spoedeisendheid om tot dit bestemmingsplan te komen, is door het vervallen van de Provinciale zelfvoorzieningsplicht ons inziens niet meer aan de orde.

Wij verzoeken u gezien al het bovenstaande en het door ons ingediende verzoekschrift dit bestemmingsplan te schorsen tot dat in beroep uitspraak is gedaan.