Baggerberging

bedenkingen tegen het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan "Baggerspeciedepot Zevenhuizen 2003", 14 oktober 2003

Aan Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht

Amersfoort, 14 oktober 2003

Onderwerp: bedenkingen tegen het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan "Baggerspeciedepot Zevenhuizen 2003"

Geachte College,

Hierbij ontvangt u de bedenkingen van de Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA) op het Bestemmingsplan Baggerspeciedepot Zevenhuizen 2003, vastgesteld door de gemeenteraad van Amersfoort op 26 augustus 2003 en het Aanwijzingsbesluit van de Gedeputeerde Staten van Utrecht d.d. 27 augustus 2002, waarin de gemeente Amersfoort verplicht wordt een bestemmingsplan onder voorwaarden te realiseren van een baggerstortlocatie in Zevenhuizen. Onze bedenkingen richten zich enerzijds tegen de niet gehonoreerde zienswijzen (deel 1) en anderzijds tegen de opgenomen wijzigingen (deel 2).

Deel 1 Niet gehonoreerde zienswijzen

1a Het aanwijzingsbesluit

In de zienswijze tegen het bestemmingsplan Baggerspecie Zevenhuizen 2003 heeft de SGLA ook haar bezwaren tegen het aanwijzingsbesluit zelf kenbaar gemaakt. De beantwoording op onze zienswijze komt niet tot onvoldoende tegemoet aan de door ons geuite bezwaren. In de beantwoording door de Gemeente klinkt niets door van de maatschappelijke onrust en de opstelling van de raad, die waarschijnlijk de oorzaak is geweest van de aanwijzing. Wij handhaven onze bezwaren tegen de aanwijzing om de volgende redenen:

Aanwijzing groter dan noodzakelijk baggerdepot inclusief infrastructuur enz.

In het aanwijzingsbesluit van Gedeputeerde Staten is gesteld dat de gronden uitsluitend en exclusief voor het gehele plangebied een baggerberging c.a. mogelijk moet maken, in overeenstemming met het bepaalde in de Tweede partiele herziening van het Streekplan provincie Utrecht en. De SGLA is van mening dat als het zonodig tot een aanwijzing moest komen, de opdracht zich had moeten beperken tot het juridisch mogelijk maken van een op de kaart concreet aangegeven baggerdepot, inclusief bijbehorende activiteiten binnen het zoekgebied. Een baggerberging/speciedepot met een maximale stortcapaciteit van maximaal 2 miljoen m3 conform de Tweede Partiele Herziening van het Streekplan. Daarbij is in het baggerbergingsplan uitgegaan van 35 ha.

Als beleid heeft de provincie uitgesproken dat zij de realisering hiervan overlaat aan de markt en een verzoek van een initiatiefnemer afwacht. Die initiatiefnemer is al jaren bekend, want juist deze marktpartij heeft de doorslag gegeven om Zevenhuizen aan te wijzen als toekomstig baggerspeciedepot. Dat blijkt ook uit de redenen die de Provincie zelf noemt om deze locatie te kiezen, ondanks dat deze locatie niet de meest vriendelijke milieuvariant was. Deze hierna genoemde redenen verwijzen bijna allemaal naar de aanwezigheid van de initiatiefnemer Smink.

¨ Bundeling van de baggerstort met andere bedrijfsmatige milieu activiteiten

¨      Beperking van de verstoring door concentratie van activiteiten

¨      Aanwezige infrastructuur

¨      Initiatief tot realisatie

¨      Een inmiddels doorgevoerde gemeentelijke grenscorrectie

Hoewel er niets over het mogelijk maken door meerdere initiatiefnemers van een baggerberging in de bijlage van het Aanwijzingsbesluit staat, verbaast het de SGLA dat zowel provincie als gemeente dit wel als argument gebruiken om 92 ha aan te wijzen en te bestemmen als baggerberging, terwijl het om een zoekgebied gaat, waarbinnen een beperkt aantal ha bestemd is voor een baggerspeciedepot. Op de plankaart wordt nu het hele gebied zelfs bestemd als ‘baggerspeciedepot’. Terwijl er dus al sprake is van een initiatiefnemer met een inrichtingsplan voor 33 ha (indertijd 37 ha), wordt toch een heel zoekgebied van 92 ha t.b.v. baggeractiviteiten volledig aangewezen als baggerspeciedepot. De SGLA is van mening dat de aanwijzing zich had kunnen en moeten beperken tot een concreet juridisch kader om de vastgestelde maximale stortcapaciteit mogelijk te maken. Waar, binnen dat zoekgebied, de locatie precies komt te liggen, is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De provincie treedt met dit zeer ruim geformuleerde aanwijzingsbesluit in de verantwoordelijkheid van de gemeente. Door echter in de aanwijzing te zetten dat het gehele gebied moest worden bestemd als baggerbergingslocatie is de Provincie verder gegaan dan feitelijk noodzakelijk was. De opdracht had beperkt moeten blijven tot de bekende ca 33 ha. Nu het bestemmingsplan gebaseerd is op een te ver reikende aanwijzing, vervalt de juridische basis voor het bestemmingsplan en dient goedkeuring te worden onthouden.

Initiatiefnemer

De provincie verdedigt de meer dan noodzakelijke omvang van het baggerbergingsgebied, door op te merken dat deze locatie ook voor andere initiatiefnemers open moet staan. Een vreemde constatering, omdat nergens in de bijlage van het Aanwijzingsbesluit hierover iets te vinden is. De provincie heeft al bij de maken locatiekeus besloten om de realisatie van de stortcapaciteit over te laten aan de markt, om binnen milieu grenzen ruimte te geven aan een initiatiefnemer een marktconform initiatief te realiseren. Uit een brief van de provincie aan de gemeenteraad d.d. 19 augustus 2002 blijkt er een initiatiefnemer te zijn. De provincie gaat er in diezelfde brief zelfs vanuit dat het initiatief binnen een redelijke termijn zal resulteren in een milieuvergunning. Het is dan nu een beetje 'flauw' om het anticiperen door de gemeente op het al jarenlange contact tussen het bedrijf en de gemeente af te doen als een "redactie" over een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en de firma Smink. Om nu te stellen dat het hele (zoek)gebied open gehouden moet worden voor derden en de inrichting en locatiekeus af te doen als "redactie" is niet in overeenstemming met de handelwijze van de provincie in het doorlopen traject. Heeft de provincie zelf niet meegewerkt aan n.b. een grenscorrectie t.b.v. een baggerberging bij Smink en ook verwachtingen gewekt? De opstelling van de provincie lijkt de suggestie te moeten wekken, dat hier geen sprake is van het bevoordelen van bedrijven of toepassen van willekeur. Het lijkt er bijna op dat de weg opengehouden wordt naar de mogelijkheid van openbaar aanbesteden. Maar de feitelijke aanwijzing én het inmiddels gesloten bestuursconvenant met de gemeente Amersfoort, maar ook met Smink, wijst in het tegenovergestelde! Zeker nu deze bestuursafspraken gemaakt worden of zijn tussen de provincie, de gemeente en Smink, blijkt duidelijk dat er zoals al in onze zienswijze gesteld is, slechts één initiatiefnemer was en is en dat het Aanwijzingsbesluit ter realisering van dit initiatief hiermee in overeenstemming dient te zijn. In de beantwoording op onze zienswijze wordt echter nog steeds vastgehouden aan zaken, die niet aan de orde zijn: namelijk ruimte laten voor realisering door derden en andere inrichtingsmogelijkheden dan nu voorgesteld. Misschien is dat de reden dat geen nadere aanduidingen op de plankaart zijn opgenomen. Dat laat alleen onverlet dat opdracht is gegeven voor een gedetailleerd bestemmingsplan en dat hier niet aan voldaan is. Dat is bij de informatiefolder wel anders, daar staat heel gedetailleerd de inrichting en locatie ingetekend.

Nadelen bij bestemmen hele gebied als baggerspeciedepot

Het hele gebied open houden en ook reserveren voor derden i.p.v. tot een feitelijke baggerberginglsocatie keus te komen, betekent dat moeilijk is te beoordelen, welke ruimtelijk relevante gevolgen een nog te maken locatiekeus voor derden kan hebben. Het hele gebied openhouden en reserveren voor derden betekent ook dat niet voldaan kan worden aan de opdracht in het aanwijzingsbesluit dat het bestemmingsplan de vorm moet krijgen van een gedetailleerd plan. Juist dit laatste pleit er voor om de feitelijke locatiekeus in dit bestemmingsplan zichtbaar te maken. Het zichtbaar maken van de locatiekeuze is ook van belang vanwege het kunnen beoordelen of de infrastructuur toereikend is. Kiezen voor de locatie-Smink betekent in ieder geval dat de aanwezige infrastructuur toereikend wordt geacht. Het achterwege laten van een nadere detaillering benadeelt andere belanghebbenden in hun oordeels- en meningsvorming en belangen. De SGLA constateert een tegenstrijdigheid in het Aanwijzingsbesluit in relatie tot de omvang van het gebied en daarmee de globaliteit en de plicht om tot een gedetailleerd bestemmingsplan te komen dat open moet staan voor meerdere initiatiefnemers. Het exclusief en direct kunnen realiseren van een baggerdepot ontgaat ons bij deze opstelling. De SGLA constateert dat ook hier onvoldoende sprake is van zorgvuldig bestuur.

Positie en bevoegdheid gemeenteraad

Dit aanwijzingsbesluit gaat voorbij aan de serieuze discussie in Amersfoort over alternatieve verwerking van bagger. Het aanwijzingsbesluit gaat niet in, stemt niet af en maakt het bestemmingsplantechnisch onmogelijk om hergebruik te laten prevaleren boven stort, nu en in de toekomst. Gedaan wordt of realisering, praten en verder zoeken naar alternatieven tegelijkertijd mogelijk is, terwijl het bestemmingsplan gewoon het wettelijke recht geeft op uitvoering. Een vreemde gang van zaken. Met het Aanwijzingsbesluit en het vaststellen van het wettelijk ruimtelijk kader is de discussie over wel of geen stort feitelijk beëindigd. Doen alsof er nog volop gediscussieerd kan worden, is misleidend. Wij blijven daarom volhouden dat dit Aanwijzingsbesluit voorbij gaat aan de maatschappelijke onrust en maatschappelijke uitvoerbaarheid, die over het baggerdepot in Amersfoort ontstaan is. Wij hebben weinig vertrouwen in het nu nog serieus zoeken naar alternatieven, of er moeten markteconomische overwegingen aan ten grondslag liggen. Het aanwijzingsbesluit is naar ons oordeel in strijd met behoorlijk bestuur en dient in deze vorm vernietigd te worden. De SGLA is van mening dat ook de gemeenteraad van Amersfoort zich kritischer had moeten opstellen tegenover het Aanwijzingsbesluit. De angst dat de provincie het maken van een bestemmingsplan zou overnemen, is meer leidraad geweest, dan het kritisch kijken naar de aanwijzing zelf.

1b Gedetailleerd bestemmingsplan

De SGLA maakt bezwaar tegen de omvang en globaliteit van dit plan. Uit de voorschriften wordt duidelijk dat de op de plankaart aangewezen gronden voor een baggerspeciedepot waarin de bagger gestort zal gaan worden, een gezamenlijke oppervlakte mag hebben van ten hoogste 33 ha. Alleen al uit dit gegeven blijkt dat het bestemmen van een gebied van 92 ha voor een baggerspeciedepot volstrekt onnodig is en nadere detaillering op de plankaart een logische is. Hoewel de gemeente van mening is dat deze omvang in overeenstemming is met het Aanwijzingsbesluit, is de SGLA een andere mening toegedaan. In het Aanwijzingsbesluit staat dat het bestemmingsplan de vorm moet krijgen van een gedetailleerd plan. Dit bestemmingsplan, druist bij de huidige planopzet in tegen het Aanwijzingsbesluit. Het juridisch mogelijk maken van een baggerberging met bijkomende activiteiten van 33 ha +, rechtvaardigt niet een zoveel groter gebied te bestemmen als baggerspeciedepot. Dit betekent dat het grootste deel van het gebied ten onrechte de bestemming van baggerspeciedepot krijgt.

Ook op basis van andere overwegingen heeft de SGLA bezwaar het hele zoekgebied de bestemming baggerspeciedepot te geven:

1. Een gedetailleerd plan conform de Tweede partiële herziening van het Streekplan is mogelijk.

2. Als zonder verdere uitwerking een baggerspeciedepot mogelijk moet worden gemaakt, had gedetailleerd aangegeven moeten worden op welke locatie precies binnen het zoekgebied het feitelijke en concrete depot zal worden gesitueerd. Een dergelijk meer afgekaderd gebied opnemen op de plankaart vergroot de rechtszekerheid van meerdere partijen (uitwerking woningbouw Vathorst, situatie huidige bewoners, bezwaren mogelijkheid tegen gevolgen van deze ruimtelijke keus, enz.). Alleen door een exacte ligging op te nemen kan bijvoorbeeld beoordeeld worden of de infrastructuur toereikend is, enz. Zo zou eerst de zandopslag onderdeel was van de inrichting zijn, terwijl nu blijkt dat dit een activiteit wordt met een ruimte beslag van enorme omvang en als apart punt is opgenomen. Welke consequenties dat heeft voor de infrastructuur wordt nergens duidelijk.

De SGLA verzoekt de bestemming op de plankaart te beperken tot de "meest gewenste" c.q. feitelijke locatie en de plankaart hiermee in overeenstemming te brengen. De SGLA deelt niet de mening van de gemeente, dat op dit moment niet is aan te geven, welk gedeelte van de gronden als baggerberging zal worden ingericht. De SGLA bestrijdt dit, omdat immers een plan van de firma Smink (zie blz. 21, hoofdstuk 6) als onderlegger voor dit bestemmingsplan functioneert en ook bij de provincie bekend is. Dit blijkt al door de 37 ha t.b.v. de baggerstort terug te brengen tot 33 ha. Samenvattend is de SGLA van mening, dat de gemeente geen gevolg heeft gegeven aan de in het Aanwijzingsbesluit.

1c Hindercontour

In het ontwerp bestemmingsplan was een artikel 4.a.1. opgenomen met betrekking tot de hindercontour, waarin via een wijzigingsbevoegdheid een hindercontour kon worden vastgesteld van 250 m of minder. Tegen dit voornemen ontstond erg veel weerstand, omdat altijd gesproken is over een hindercontour van 500m. Zelfs het Aanwijzingsbesluit is hier duidelijk over. Gezien alle commotie over deze versmalling en ook door raadsleden geuite bezwaren, heeft de wethouder toegezegd, de hindercontour van 250 m te laten vervallen. Door de wijzigingsbevoegdheid in zijn geheel te laten vervallen, kwam ook de hindercontour van 250 m te vervallen. Hiermee zou de hindercontour weer gewoon weer uitkomen op 500m. Echter, nu blijkt uit het vastgestelde bestemmingsplan dat er helemaal geen maatvoering voor een hindercontour is opgenomen. De SGLA maakt hier ernstig bezwaar tegen. Bij het planologisch regelen van een baggerspeciedepot hoort een hindercontour, waarbinnen je als overheid bepaalde activiteiten uitsluit. De SGLA verzoekt de provincie deze omissie te herstellen en de gemeente alsnog op te dragen een hindercontour op te nemen op de plankaart en/of de voorschriften conform eerder gemaakte afspraken hierbij een minimum maat van 500 m te hanteren (zie het Aanwijzingsbesluit). Zeker voor de bestaande woningbouw in Vathorst en Zevenhuizen is dit essentieel en een grote omissie die herstelt dient te worden.

1d Plankaart

De plankaart heeft haar globale karakter behouden en is ongewijzigd vastgesteld. Het terugbrengen van de maximale oppervlakte voor het uiteindelijke baggerspeciedepot van 37 ha naar 33 ha, geeft aan hoe intensief achter de schermen gewerkt wordt aan een nadere precisering. Het moet dan mogelijk zijn om dit concreet zichtbaar te maken op de plankaart. De plankaart is echter een blinde vlek gebleven, alsof het nog steeds om een zoekgebied gaat. De SGLA acht dit in strijd met het aanwijzingsbesluit dat een gedetailleerd plan voorschrijft. Om hieraan te voldoen dient minimaal in te houden dat een concrete stortlocatie binnen dit gebied op de plankaart getraceerd kan worden. Het kaartje opgenomen in de informatiefolder had zijn vertaling moeten krijgen op de plankaart. Ook uit de bestuursovereenkomst met de firma Smink kan worden opgemaakt dat er meer bekend moet zijn over de inrichting. Het feit dat de plankaart niet meer aangeeft dan een gekleurde vlek betekent dat er meer zaken van belang niet zijn aangegeven, zoals infrastructuur, enz. De SGLA verzoekt goedkeuring te onthouden aan de plankaart.

Deel 2 Gewijzigde vaststelling

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Op een aantal onderdelen heeft de SGLA bedenkingen tegen de opgenomen wijzigingen.

2a. Schrappen wijzigingsbevoegdheid, opnemen bestuursconvenant

Bij de behandeling van de zienswijzen in de commissie werd ineens een bestuursovereenkomst/convenant tussen provincie, gemeente en de firma Smink gepresenteerd. Dit convenant bleek deel uit te maken van een nota "Ontwikkelingen Vathorst e.o." die voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan werd geagendeerd. Via een amendement werd het nog niet door het college getekende convenant opgenomen in de voorschriften, waardoor het ineens deel uitmaakt van het wettelijke kader van dit bestemmingsplan. In artikel 4.4 van het vastgestelde bestemmingsplan wordt verwezen naar de tekst van dit bestuursconvenant. In de bijlage blijkt het echter om de conceptovereenkomst te gaan, versie 25 augustus 2003. Een vreemde gang van zaken, om een ontwikkelingsvisie die niet ter inzage heeft gelegen op de valreep op te nemen in de voorschriften van het bestemmingsplan, terwijl derden niet kunnen treden in een dergelijke overeenkomst. De status van dit convenant en de gevolgen zijn ons niet geheel duidelijk. In ieder geval is dit convenant geen onderdeel geweest van de ter inzage legging. Met dit stuk wordt een voorschot genomen op de toekomst en worden zaken geregeld die op een andere wijze geregeld hadden kunnen worden, als de provincie minder rigide zou hebben vastgehouden aan het aanwijzingsbesluit of al direct een ander aanwijzingsbesluit had genomen. De SGLA vindt dit een schimmige oplossing. Door de omvang van het gebied groter te maken, dan voor de baggerwerking noodzakelijk is en uitwerkingen ex artikel 11 via het aanwijzingsbesluit uit te sluiten moet kennelijk naar ‘oplossingen’ gezocht worden, die de procedure niet transparanter maakt. De SGLA is het volstrekt eens met het schrappen van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid in het ontwerpbestemmingsplan waarmee een stedelijke ontwikkelingen naast het baggerspeciedepot mogelijk werd gemaakt. De provincie was hier terecht op tegen, omdat het komende Streekplan hier niet in woningbouw voorzag. Uit de bestuursovereenkomst valt op te maken, dat hier sprake is van ‘vermeerderd inzicht’ Het is dus de vraag of de wijzigingsbevoegdheid uit het ontwerpbestemmingsplan in zijn bedoeling wel helemaal van tafel is. Formeel wel, omdat deze niet meer in het bestemmingsplan is opgenomen. Maar in de bestuursovereenkomst is nu geregeld dat de Provincie via het Streekplan een afwijkingsbevoegdheid krijgt en erin een Reductiebesluit wordt opgenomen. Dat roept de vraag op welke rechtsbescherming de burger heeft en welke juridische mogelijkheden in de nabije toekomst. Hier krijgt een bestuursovereenkomst een juridisch wettelijke status zonder dat andere belanghebbenden hiertegen bezwaar kunnen maken. De SGLA vraagt zich af tot hoever deze bestuursovereenkomst strekt. Welke mogelijkheid resteert nog om juridisch bezwaar te maken tegen de voorgenomen invulling van Vathorst West en Noord. De SGLA maakt zich grote zorgen over het hele proces.

Daarnaast is nu duidelijk afgesproken in een gezamenlijke overeenkomst met Smink dat de baggerberging er komt. Weliswaar is er ook nog een aparte overeenkomst met de Provincie waarin de afwijkingsbevoegdheid wordt geregeld, en het zoeken naar alternatieven, maar tegelijkertijd wordt gezegd dat in zo’n geval overleg met Smink nodig is. Dat zal dan ongetwijfeld gepaard gaan met financiële consequenties. Bij dit bestemmingsplan ontbreekt een financiële onderbouwing, omdat er van wordt uitgegaan, dat het hier geheel om een particulier initiatief gaat, maar de vraag is of zeker met deze bestuursovereenkomst wel zo is. De vraag is, of de Provincie c.q. de Gemeente bereid zijn om die te nemen? Er mag van worden uitgegaan, dat het in overleg afzien van de baggerstort alleen daarom niet snel genomen zal worden. De SGLA maakt bezwaar tegen het opnemen van het bestuursconvenant in de voorschriften, omdat een bestemmingsplan voldoende instrumenten biedt om hetzelfde te bereiken, maar met een grotere rechtszekerheid en transparanter naar derden. De SGLA verzoekt goedkeuring te onthouden aan de opgenomen bestuursovereenkomst in de voorschriften en te komen tot een bestemmingsplan, waarin deze zaken gewoon helder geregeld worden:: bestemming baggerspeciedepot conform de aanvraag van Smink, meewerken via een wijzigingsvoorstel als alternatieven echt niet haalbaar zijn, meer details m.b.t. infrastructuur, leidingen,, opnemen van hindercontour, enz.

2b Zandopslag

In Paragraaf II, artikel 4 van het vastgestelde bestemmingsplan zijn een aantal wijzigingen opgenomen:

Artikel 4.1.b.

Het laatste deel van dit voorschrift (schuin gedrukt) is nieuw opgenomen,

b. het bewerken van baggerspecie door middel van zandscheiding, en de daarbij horende opslag .

Artikel 4.1.c

In de doelomschrijvingen, artikel 4.1.c is nieuw opgenomen: de opslag van zand en/of grond ten behoeve van de aanleg/inrichting van het baggerdepot. De SGLA vindt dat voor het woord ‘opslag’, het woord ‘tijdelijk’ moet worden toegevoegd. Uiteindelijk gaat het om tijdelijke zandopslag. De SGLA vindt dat voor beide voorschriften geldt dat regels opgenomen dienen te worden, wat er met deze grond gebeurt, als de maximum capaciteit van de stort is bereikt. De SGLA maakt verder voor wat betreft beide wijzigingen bezwaar dat geen nadere detaillering is opgenomen voor wat betreft de maximaal toegestane oppervlakte. Niet duidelijk is of dit binnen de 33 ha valt, of dat hiervoor nog extra gronden worden bestemd. Ook de plankaart, terwijl de opdracht was om een gedetailleerd bestemmingsplan te maken biedt hiervoor geen antwoord. De SGLA is van mening dat dit binnen de 33 ha dient te worden opgenomen en dat dit ook duidelijk in de voorschriften dient te worden opgenomen. De SGLA verzoekt goedkeuring te onthouden aan het bovengestelde.

3 Tot slot

De SGLA maakt om voornoemde redenen en middels de eerder in de procedure ingebrachte zienswijzen, die hier als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd, bezwaar tegen het vastgestelde Bestemmingsplan Baggerspeciedepot Zevenhuizen 2003 en verzoekt u goedkeuring aan dit bestemmingsplan te onthouden.

Met vriendelijke groet,

namens de Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort ( SGLA)

P. de Langen, voorzitter

R. Norp-Kruiderink, vice-voorzitter